Binnenkort hoop ik hier de respons op de RTBF-reportage van La Une 'Devoir d'enquête" te posten van Werner De Poorter, die zich als een pitbull vastbijt in de problematiek rond de Genocide in Rwanda 1994. Ik heb zijn reactie, door mijn andere beslommeringen die een groot deel van mijn tijd in beslag nemen [het einde is echter in 't zicht :-) ] voorlopig nog enkel diagonaal kunnen doornemen, maar die blijkt interessant genoeg te zijn om hier even door te lichten. Jullie hebben dit nog te goed...ik vraag enkel enig geduld. «Devoir d’enquête : Rwanda, l’enquête manipulée.» Een uiterst verhelderende reportage van een ploeg van de RTBF die de leugens en manipulaties vanuit de hoogste Franse regeringskringen van het Elisée aan de kaak stelt. De reportage komt ook bij onze Franse zuiderburen op Tv en zal daar met stellige zekerheid heel wat stof doen opwaaien. Wees daar maar zeker van. Al bij al een ferm stukje onderzoeksjournalistiek van bij ons! Waarover gaat het? De reportage analyseert de mistige achtergronden van de «Derde genocide van de XXste Eeuw», waarin naast de meer dan één miljoen Tutsi en Hutu, ook tien Belgische paracommando’s op 7 april in Kigali werden vermoord die de vice-president, mevrouw Agathe Uwilingiyimana, moesten escorteren. Ook zij werd trouwens beestachtig afgemaakt. Aanleiding tot de moordpartijen was het neerhalen van het vliegtuig van Rwandees president Habyarimana net voor de landing op de luchthaven van Kigali. Er zijn steeds vragen gerezen over «Wie nu eigenlijk de twee grond-luchtdoelraketten op het presidentiële vliegtuig heeft afgevuurd?» Feit is dat achter de waarheid heel wat politieke en juridische manipulaties schuil gaan vanuit de hoek van onze Franse zuiderburen. De Fransen hebben altijd met beschuldigende vinger naar het Front Patriotique Rwandais (FPR) gewezen, het ‘Tutsi-bevrijdingsleger’. Nu legt de journalistische RTBF-ploeg andere kanalen bloot. Ze verwijzen in eerste instantie naar de dubieuze rol die gewezen ‘super-flic’ Paul BARRIL in de zaak speelt (en waarvan achteraf sporen wijzen naar samenwerking met de Franse geheime dienst). De akkoorden van ARUSHA tussen Hutu’s en Tutsi’s, door president Habyarimana ondertekent, wordt hem door Hutu-extremisten niet in dank afgenomen. Ook Frankrijk, die instaat voor de opleiding en vorming van het Rwandese leger ziet dit met eerder lede ogen aan en vreest haar invloed (en macht) in de regio te verliezen. Volgens de onderzoekers stond BARRIL, die intussen een eigen ‘veiligheidsorganisatie’ uit zijn mouw had geschud in nauw contact met de extremistische Hutu-vleugel en ‘zou’ zelf voor het leveren van de grond-luchtdoelraketten hebben gezorgd. De Franse geheime dienst zou alle moeite gedaan hebben om de stelling te voeden «dat de ‘missiles’ met een chauffeur naar de bewuste MASAKA-heuvel zijn gebracht, van waaruit Tutsi-milities dan het presidentiële vliegtuig neerhaalden.» Een eigenaardigheid die de journalisten terecht opmerken is…dat de bewuste heuvel volledig onder controle van het Rwandese Hutu-leger stond en dat het dus zo goed als onmogelijk moet zijn geweest om met 2 SAM-16 raketten (andere bronnen hebben het over 2 Franse 'Mistral'-raketten) naar de plaats van afvuren te zijn gereden. Ook de bewuste chauffeur, opgespoord door auteur Philippe BREWAEYS, ontkent deze piste: «Hoe zou ik de raketten over de weg naar de heuvel hebben kunnen overbrengen zonder dat de Hutumilitairen dit niet zouden hebben opgemerkt?» Te weten ook dat er op dat traject overal controleposten van de Hutu-Interahamwe waren opgesteld. Feit is dat intussen bepaalde ‘Rwandese getuigen’ hun verklaringen die ze aan de Franse onderzoeksrechter BRUGUIÈRE overmaakten introkken, meer zelfs, ze verklaarden dat ze gemanipuleerd werden om de zaak een bepaalde richting uit te duwen. In de marge hiervan: Bruguière was de man die er in datzelfde jaar in slaagde om de beruchte terrorist Carlos de Jakhals achter tralies te krijgen. Nog een eigenaardigheid is het feit dat er op het moment van de aanslag geen enkel Rwandees militair in staat was om de raketwerper te bedienen. ‘Toevallig’ is geweten dat er net voor de aanslag drie Franse militaire experts op dat vlak de Franse Bijstandstroepen ter plaatse waren komen versterken. Ook werden enkele dagen na de aanslag twee Franse radio-experts, die het volledige Hutu-radioverkeer in goede banen moesten leiden (en die dus de Rwandese radiogolffrequentie van het Hutu-leger – waarin verschillende extremisten zaten – konden opvolgen) dood in Kigali werden gevonden. Volgens de makers van de reportage (die zich steunden op verklaringen van familieleden van beide radiospecialisten MARLIÈRE en DIDOT) zijn ze wellicht vermoord. Nog een eigenaardig is, dat verschillende Belgische militaire artsen, die op het moment van de aanslag in de omgeving van het militaire kamp KANOMBE het avondmaal gebruikten, de grond-luchtdoelraketten hebben horen afvuren en overvliegen en het lichtspoor van de raket perfect visueel hebben kunnen volgen, net voor de ontploffing van het vliegtuig. Dit ontkracht volledig de Franse stelling dat ze zou afgevuurd zijn geweest vanop de MASAKA-heuvelrug. Wat we te zien kregen op de RTBF was zoals ik eerder al vermelde een knap staaltje reportagewerk. Voor de mensen die de uitzending hebben gemist nog even dit: in samenwerking met de Tv-reportage wordt er onder de titel «Noirs et Blancs menteurs» een boek over dit onderwerp uitgebracht van auteur Philippe BREWAEYS en waarin de hele reportage aan de hand van feiten en getuigenissen wordt beschreven en toegelicht. Philippe Brewaeys Price : € 19,95 Également disponible en librairie Aussi disponible en version ebook Aussi disponble sur iBookstore À propos de l’ouvrage Kigali, 6 avril 1994, 20h23. Deux missiles prennent leur envol, l'avion du Président rwandais Juvénal Habyarimana explose, ses occupants sont tués sur le coup. Dans les minutes qui suivent, les militaires rwandais et les milices, chauffés à blanc depuis des années par une propagande meurtrière, enclenchent le génocide des Tutsi et des opposants hutu rwandais. Le responsable de cet attentat ? Le Front patriotique rwandais, selon le juge Jean-Louis Bruguière. Des milliers de documents judiciaires, de dizaines d'interviews, des centaines de coupures de presse permettent de montrer qu'il n'en est rien. Cette thèse négationniste, transformant les victimes en bourreaux, résulte d'une convergence d'intérêts. Un juge très « politique », une France officielle frileuse dans la recherche de la vérité, des barbouzes, des opposants au régime et des génocidaires soucieux de diluer leur responsabilité, tous avaient intérêt à pointer le président Paul Kagame du doigt. à propos de Philippe Brewaeys Philippe Brewaeys est journaliste d'investigation depuis près d'un quart de siècle. Il a suivi de nombreux grands dossiers judiciaires en Belgique. Durant cette dernière décennie, il a sillonné à de multiples reprises l'Afrique des Grands Lacs. Depuis cinq ans, il étudie en profondeur le dossier de l'attentat contre l'avion du président Juvénal Habyarimana, élément déclencheur du dernier génocide du XXe siècle au Rwanda. Caractéristiques techniques: EAN 9782873868345 Disponibilité: Disponible Format: 15cm x 23cm Date de parution: 27/03/2013 Couverture: Brochée Tirage: 1 Nombre de pages: 174 Éditeur: Racine In de rand van het voorgaande poneer ik hier enkele persoonlijke interpretaties van Werner De Poorter (WDP) die, zoals ik al vermelde "zich als een pitbull in deze materie vastbijt". Hij maakte tijdens één van de Belgische missies in Rwanda (jaren negentig van vorige eeuw) deel uit van het 1ste Bataljon Parachutisten uit Diest en kan als 'ervaringsdeskundige' als het ware getuigen vanuit de 'eerste lijn'. Tijdens één van onze contacten bezorgde hij me zijn bedenkingen over het gebeuren. "In het verleden waren de christendemocraten pleitbezorgers voor het Habyarimana-regime, terwijl de socialisten en liberalen hun sympathie voor het Rwandees Patriottisch Front (RPF) etaleerden. Prunier* heeft gelijk als hij argumenteert: dat er in in de gebeurtenissen 'strange bedfellows' zitten". WDP vindt dat dit punt verwaarloosd wordt en staaft deze hypothese door te zeggen: "dat beide kanten van het conflict argumenteren en dit volgens hun respectievelijke agenda, dat de aanslag op het presidentiële vliegtuig een 'trigger' was voor de genocide." Daar zit het volgens hem dan ook fout. "Men zou de aanslag beter in een politiek kader plaatsen, in de plaats van een zuiver etnische aangelegenheid". (Waar hebben we dit nog gehoord?) "Helaas komen er dan heel wat pijnlijke vragen boven. Heden kunnen we dank zij de werking van het Rwanda tribunaal het bewijs leveren dat de Belgische deelname binnen het VN-mandaat een integratie was 'om de Franse OPS 'Noroît' te vervangen. Men moet daar geen stoutmoedige agenda achter zoeken. KIBAT is gewoon buiten de grenzen gegaan van het UNAMIR-mandaat om het Arusha akkoord alle kansen op succes te bieden". Volgens WDP was de "bijdrage van de para's de sterkste partner in het vredesproces, maar ook de zwakste schakel van de ketting ingeval de strijdende partijen zouden terugkomen op hun eigen vredesakkoord." Het onderzoek achteraf heeft duidelijk aangetoond dat het merendeel van de grootschalige massaslachtingen zich hebben voorgedaan in de maand april 1994. Kuperman argumenteert "dat de beste periode voor interventie zich situeerde rond 20-25 april. Op het einde van de grote slachtingen dus. En dit terwijl de internationale gemeenschap vanaf 7 april de Belgische en Franse interventie steunde om de westerlingen te ontzetten." "De waarheid is dat er een scenario bestond voor een Belgische deelname buiten de VN-overkoepeling. Omwille van budgettaire omstandigheden is men daar niet op ingegaan. Het is dus niet verwonderlijk dat heden de VN operaties uitvoert, waarbij een derde land onder eigen mandaat participeert." Werner De Poorter, 6 april 2013. * Gérard PRUNIER: Frans academicus en historicus, gespecialiseerd in de studie rond de gebieden van de Hoorn van Afrika en de zuidelijker gelegen regio's van de Grote Meren. O.a. auteur van 'The Rwanda Crisis: History of a Genocide', 1995. Een EXPO om "U" tegen te zeggen : J'avais 20 ans en '45 ...
Met getuigenissen die naar de keel grijpen! Een historische evocatie rond en met de anciens van de U.S. 101th Airborn Division en burgers van Bastogne die deze periode hebben meebeleefd. Opgebouwd in afzonderlijke taferelen en door middel van audiovisuele technieken. Een prachtig initiatief. Iedere dag open vanaf maart. Een aanrader! Pour les autres possibilités de visites à Bastogne et ses environs, info au Syndicat d’Initiative, Place McAuliffe (ou au T +32 61 21 27 11 ) Voor informatie over de mogelijkheden om Bastogne en omgeving te bezoeken, kunt u terecht bij het Syndicat d’Initiative, Place McAuliffe. (of via T +32 61 21 27 11 ) For information about other places of interest in the Bastogne area, visit the Tourist Information Centre, Place McAuliffe (of T +32 61 21 27 11 ) Weitere Infos und Tipps für Ihren Besuch in der Bastogne und Umgebung erhalten Sie im Fremdenverkehrsverein, Place McAuliffe. (oder unter T +32 61 21 27 11 ) EEN AANRADER !
Anne CORNET & Florence GILLET Congo-Belgique, 1955-1965. Entre propagange et réalité Dit boek belicht de transitie van het koloniale naar het onafhankelijke Congo aan de hand van een kritische analyse van foto's uit de periode 1955-1965. De auteurs maken gebruik van propagandafoto's, familiealbums, collecties van missionarissen en grote bedrijven en van foto's van Europese persagentschappen bestemd voor een Europees publiek. De foto wordt gebruikt als een volwaardige bron en niet louter als illustratie. Wat leren deze beelden ons over de evolutie van de Congolese samenleving tussen 1955 en 1965? Hoe heeft de koloniale propaganda de laatste jaren van de kolonie in scène gezet en welke boodschap werd meegegeven ? Welke herinneringen hebben de oud-kolonialen eraan bewaard in hun familiealbums ? Waren de kolonialen en de koloniale samenleving zich bewust van het proces dat aan de gang was ? Dit zijn enkele centrale vragen die in dit boek aan de orde worden gesteld.. Het boek kan besteld worden bij Lieve Maes (tel.: 00 32 2 556 92 07) en kost 10 €, exclusief verzendingskosten(prijs in de boekhandel : 39 €). Congo-Belgique, 1955-1965. Entre propagande et réalité [Anne Cornet & Florence Gillet], Bruxelles, Renaissance du livre/CEGESOMA, 2010, 26 x 26 cm, 156 p., 245 ill. SOMA, 20-03-2013. Technische Bijstand of operationele inzet? Vraag van Peter Verlinden, auteur & VRT-journalist : "Was er in België sprake van publieke commotie over de slachtoffers of over de inzet van de Belgische militairen in 1960 en vooral in 1964"? Kris Quanten, docent K.M.S. en gastspreker, spitste zich vooral toe op de operaties in Stan & Paulis en gaf toe dat vooral de eerste dagen van en na de operatie, de Belgische bevolking zich massaal achter onze kolonialen en militairen schaarde. Vooral de huldiging van de paracommando's tijdens hun defilé door de Brusselse straten was een ijkpunt en toonbeeld van Belgische samenhang en respect voor de rol die de Belgische militairen in Congo hadden gespeeld. De maanden die volgden verwaterde de aandacht hier voor het Congolese probleem zeer fel, om daarna volledig op de achtergrond te belanden. Ondanks de verdere problemen in deze gebieden. Niet vergeten dat na de operaties van de para's (die onder sterke internationale druk slechts enkele dagen duurde) de "Ommegang" verder ging met zijn operaties tegen de rebellen. Veel blanke (Belgische) huurlingen bleven nog jaren actief in het gebied (gedenk de rol van huurlingenleider Jean Schramme in het verdere conflict). Over het probleem van de Chinese of Oost-Europese wapenleveringen, waarover zoveel te doen was geweest, was majoor Quanten zeer duidelijk. Hij vond dat de enkele op de rebellen buitgemaakte munitiekisten en wapens (1 mitrailleuse!) geen echt bewijs vormden voor dergelijke steun. Wel verwees hij naar de Maoïstische opleiding die bepaalde rebellenleiders (o.a. Gbenye) doorliepen in Chinese opleidingskampen. Ook ik heb hierover trouwens verschillende bewijzen gevonden tijdens de voorbereidselen en research voor mijn boek over de Draakoperaties. De Belgische rol in het gebeuren van de jaren 1960-1964 vond spreker, en ik citeer: "brandjes blussen en de Centrale Congolese regering in het zadel houden". Einde citaat. Meer specifiek over de geparachuteerde operaties Rode & Zwarte Draak : deze bestempelt spreker als "bliksemafleider voor de grondoperaties van de Ommegang". Feit is, en hier moet ik spreker bijtreden, was de inzet van de parachutisten te kort om hier enige invloed op het verdere probleem te kunnen uitoefenen. Spaak was ook uiterst beducht voor 1) het verwijt te krijgen van neo-kolonialistische inmenging in 1964 (de rol van de Belgische militairen in het Katangese afscheidingsproces en de internationale kritiek daarop lagen hem nog sterk op de maag) en 2) hij wilde zich zo ver mogelijk van de acties van kolonel Vandewalle houden (die op papier onder de paraplu van de Congolese regering optrad. België had hiermee dus 'niets' te maken) en vooral met de inzet van blanke (Belgische) huurlingen in Vandewalles colonnes was voor Spaak uiteindelijk 'een brug te ver'. Persoonlijk vind ik dat België voor de Amerikanen in dat gebied de kastanjes uit het vuur moesten halen (niet vergeten: we zaten in volle Koude Oorlog). Eigenlijk lagen de bevindingen van Kris Quanten nog geen zo ver naast de kwestie. Over deze namiddag-causerie in het SOMA kan ik dan ook besluiten: interessant maar vooral door de beperking in tijd te beknopt en als dusdanig onmogelijk voor de spreker om echt diep op het onderwerp in te gaan. Eigenlijk vond ik dat het thema beter gespreid ware geweest over een volledige conferentiedag. Maar ondanks alles: bedankt mensen van het SOMA...en we komen zeker nog terug... RETROSPECTIEF SOMA, 20-03-2013. Technische Bijstand of operationele inzet? Nabeschouwing op de vraag van Ludo de Witte tijdens de conferentie van Kris Quanten en refererende naar het bilan van o.a. de operatie op Stan en Paulis, nov 1964. Cijfers werden i.d.v. door de gastspreker en docent K.M.S. niet aangehaald of gepreciseerd (o.a. een beperking in tijd welke door de moderator strikt werd gehanteerd verhinderden hem om dieper op bepaalde aspecten in te gaan). Enig opzoekingswerk hieromtrent leert ons dat tijdens de operaties op Stanleystad en Paulis een honderdtal Europeanen door de opstandelingen werden gedood, terwijl ongeveer 2.000 personen werden door de Belgische paracommando's gered/bevrijd. Aan de zijde van de interventietroepen lagen de verliezen laag: 3 gesneuvelde militairen. De cijfers die betrekking hebben op gedode Afrikanen tijdens de acties zijn onmogelijk te tellen, rekening houdende met de zeer harde repressie gevoerd door de huurlingen, het A.N.C. en de Congolese Sûreté. Het is duidelijk dat de situatie van de blanken in de niet-bevrijde gebieden en in handen van het A.P.L. zeer netelig werd (onbereikbaar en verspreid in de brousse). men gaat er van uit dat hun aantal boven de 600 lag. Er is melding gemaakt dat er tijdens de operatie op Stanleystad (24 nov 64) bovenop de vermelde cijfers (een honderdtal) nog 17 extra burgerslachtoffers door de opstandelingen werden gemaakt. In de regio Isangi (noorden van Stan) vielen negen doden onder de blanken; en twee Europeanen verdwenen spoorloos. In Mungbere werden volgens getuigenis van een blanke non tien Belgen (mannen en vrouwen) vermoord door de opstandelingen. Toen de rebellen de landing van Belgische parachutisten op Stan vernamen, posteerden ze twaalf personen op een brug boven een rivier met krokodillen (waaronder vrouwen en drie kinderen). Negen mannen en vrouwen werden twintig meter naar beneden in de rivier geworpen, voor de ogen van de kinderen die hun ouders een verschrikkelijke dood zagen sterven. Ook voor de religieuzen M/V zijn de verliescijfers hoog. Van de 44 kerkelijke gebieden werden er 27 door opstandige calamiteiten getroffen. De 14 andere zijn verlaten of in handen van de rebellen. Volgens de cijfers van DIA (18-1-1965) stierven er 93 missionarissen, 4 geestelijken en 1 Congolese non de marteldood. Dit zijn allemaal officiële cijfers, zodat de aantallen wellicht stukken hoger liggen.. Minister van B.Z. Paul Henri Spaak verklaarde op 11 dec 1964 tijdens zijn betoog op de Veiligheidsraad "dat er inderdaad in Stanleystad vóór 24 november 'slechts' één persoon werd gedood maar dat men niet kan ontkennen dat het aantal door de rebellen gedode burgers in die hele regio, soms onder uiterst wrede omstandigheden, onmogelijk kan geschat worden". Minister van Staat, Gaston Eyskens, schrijft in zijn memoires het volgende over de Belgische interventie in 1964: In april 1963 kwam in Leopoldstad de zogenaamde regering der verzoening tot stand. Veiligheidshalve bleven de VN-troepen nog in Kongo, maar niet lang na hun vertrek eind juni 1964 nam de spanning opnieuw toe. Aanhangers van Lumumba bezetten met een rebellenleger Stanleystad waar ongeveer 1000 blanken verbleven. Zij dreigden ermee de blanken te gijzelen indien regeringstroepen, waarvan Belgische huurlingen deel uitmaakten, de stad zouden aanvallen. Spaak knoopte met de rebellenleiders onderhandelingen aan, maar zonder succes. De regering-Lefèvre-Spaak handelde daarop zoals mijn regering in 1960. Zij besliste met een militaire actie de Belgische onderdanen te beschermen en eind november 1964 werden die door paracommando's bevrijd. Zoals in 1960 bekritiseerden Afrikaanse en communistische landen bijzonder scherp het Belgische militaire optreden. Opnieuw moest België zich voor de Veiligheidsraad verantwoorden. Het debat werd besloten met een resolutie waarin aangedrongen werd op onderhandelingen tussen de Kongolese regering en de opstandelingen en op de terugtrekking van alle buitenlandse huurlingen uit het Kongolese leger. De Belgische tussenkomst toonde andermaal aan dat het Kongolese leger niet in staat was de orde te handhaven. Nochtans had kolonel Mobutu, zo vertrouwde minister van Landsverdediging P.W. Segers me toe, hem kort na het vertrek van de VN-troepen bij een bezoek aan ons land gezegd dat de Kongolese strijdkrachten ‘een magnifiek korps’ vormden. P.W. Segers vertelde me ook dat de Kongolese soldaten alleen onder leiding van Belgische officieren de rebellen wilden bevechten. (Memoires Gaston Eyskens, Lannoo, 1993, p.665). Majoor K. Quanten belichtte tijdens zijn conferentie het eigengereide optreden van Spaak. Pas als de luchtlandingstroepen zich al op Ascension bevonden werd het parlement hierover ingelicht. Een en ander had uiteindelijk en natuurlijk ook te maken met de geheimhouding van de operatie. Ook de rol die minister Lefèvre speelde in de voortzetting van bijkomende operaties is van niet te onderschatten waarde. Gelukkig zou ik zeggen. Waar Spaak begon te zwichten onder de internationale druk, wierp minister Lefèvre zijn gewicht in de schaal en het is trouwens (vooral) ook dank zij hem dat "Dragon Noir" effectief werd uitgevoerd. Honderden blanken danken hun leven aan de toenmalige premier van CVP-signatuur. Dit aspect wordt ook in mijn boek "Het jaar van de Draak. Congo 1964" enigszins onder de loep genomen en belicht. K.M.S.-docent majoor K. Quanten gaf deze namiddag (20-03-2013) voor een talrijk opgekomen en gevarieerd publiek - we noteerden o.a. de aanwezigheid van VRT-journalist, auteur en Congospecialist Peter Verlinden, prof. Ludo De Witte (De moord op Lumumba), verder de officieren van het Regiment Para-Commando A. de Molina, le Grelle e.a., mensen van de verbroedering 'Ommegang', etc. een overzicht van de Belgische militaire aanwezigheid in Congo van 1960 tot 1964 en vertrok van de vraag: "Technische bijstand of operationele inzet?" Een interessant gegeven dus. De gastspreker schetste hoe de Belgische militaire bijstand meegezogen werd door de gebeurtenissen in Congo vanaf de onafhankelijkheid en hoe daarin ontegensprekelijk economische belangen een rol speelden. Nogal uitgebreid kwamen uiteraard de operaties van 1964 op het voorplan en hoe de verdere (geplande) operaties op Bunia en Watsa onder internationale druk werden afgeblazen. Ook de cruciale rol die toenmalig minister Lefèvre speelde - in contradictie met Spaak - bij het geven van groen licht voor de geparachuteerde operatie op Paulis werd onder de lamp gehouden. Een merkwaardig besluit van de gastspreker moet ik hier toch nog vermelden: de rol die België speelde in de periode 1960-65 in het Afrikaanse continent kan herleid worden 'tot gewoon brandjes blussen'. Stof voor een volgende causerie... Conferentie met Kris Quanten De Belgische militaire aanwezigheid in Congo van 1960 tot 1964: "Technische bijstand of operationele inzet?"
Op woensdag 20 maart 2013 (14u30) is historicus Kris Quanten onze gast. Hij zal een conferentie verzorgen over zijn recente doctoraatsonderzoek, dat handelde over de Belgische militaire betrokkenheid in Congo in de vroege jaren 1960. In juli 1960 kwam er een abrupt einde aan de Belgische militaire aanwezigheid in Congo. Het blanke kader van het Congolese leger werd door de regering Lumumba aan de kant gezet en een kleine duizend Belgische officieren en onderofficieren moesten halsoverkop Congo verlaten. Katanga vormde daarop een uitzondering. Na de uitschakeling van de nationalistische regering van Patrice Lumumba in het najaar van 1960, de gedwongen reïntegratie van Katanga in 1963 en het daaropvolgende vertrek van de VN-blauwhelmen, bleek er echter opnieuw een substantiële rol weggelegd voor de Belgische militairen in Congo. Meer nog, de Belgische militairen waren voor de westersgezinde regering van Cyrille Adoula en vervolgens Moïse Tshombe onmisbaar bij het neerslaan van de nationalistische opstanden in 1964. De Belgen, gesteund door de Amerikanen, voerden niet alleen de bekende spectaculaire humanitaire operaties uit boven Stanleystad en Paulis, maar zij namen opnieuw commandoposten op in het ANC alsof de vroegere Force Publique nooit was verdwenen. Ze vormden de ruggengraat van de zogenaamde Vijfde Gemechaniseerde Brigade (Operatie Ommegang), die het nationalistische rebellenregime in Oost-Congo onderuit haalde. Tijdens de conferentie gaat Quanten op zoek naar verklaringen voor die snelle terugkeer. Ging het daarbij om loutere technische bijstand of veeleer om een vorm van operationele inzet? Kris Quanten is doctor in de geschiedenis (KULeuven) en de sociale en militaire wetenschappen (KMS). Hij doceert aan de Koninklijke Militaire School in Brussel, waar hij verbonden is aan de afdeling Conflictstudies. In het kader van zijn academische en militaire werkzaamheden, verblijft hij regelmatig in de Democratische Republiek Congo. De conferentie vindt plaats in de conferentiezaal van het CEGESOMA, Luchtvaartsquare 29, 1070 Brussel. Aanvang om 14.30u. Inkom is gratis, maar graag vooraf aanmelden via 02/556.92.11 of [email protected]. BRON: SOMA, Brussel. Romanschrijfster Amélie Nothomb en zus op de "Foire". het was drummen om bij haar te raken. Zij is de dochter van Belgisch ambassadeur Patrick Nothomb en woont afwisselend in Brussel en Parijs. Al bij al een zeer interessante boekenbeurs. Nog open tot morgen maandag 11 maart 2013. Een gemoedelijke, aangename beurs die kan rekenen op een meer dan ruime belangstelling. Even uw aandacht ook voor stand 115 van Editions Massions. Voor iedereen die ook (Franstalige) 'boeken in het hart draagt' een must....
Momenteel loopt één van mijn laatste projecten ten einde: de deelname van het 1ste Gidsen aan Tshombe's afscheiding (Katangese Secessie). Dit 52 pagina's tellende artikel is bedoeld om gepubliceerd te worden in het 3de Deel van het lijvige boekenwerk van B. VANHEE "Herinneringen aan Afrika" dat tegen mei 2013 beschikbaar moet zijn. Is enkel te verkrijgen via de "Mohikanen"-vereniging. Na afhandeling van dit project en vanaf het moment dat de Franse vertaling van mijn recentste boek "Het jaar van de Draak. Congo 1964" op de sporen staat (samen met mijn uitgever, de vertaler en nog enkele mensen zijn we druk bezig met de voorbereidselen) neem ik een 'sabatjaar' teneinde even op adem te komen, de gedachten te ordenen...en de geest even leeg te maken! Kan ook zijn voordelen hebben!... Tussendoor ben ik wel van plan om hier op deze webside verder beschouwende en historisch gerelateerde artikelen te posten. 't Is maar dat g'het weet... :-) ... |
AuthorEddy Hoedt Categories |