In
december 1964 publiceert het dagblad «Le Rappel» onder de titel «Avec les paras à Stan et Paulis» een
artikelenreeks, gebaseerd op notities uit het velddagboek van een officier der
«Groene Mutsen», luitenant Léopold HENROT. Het resultaat is een beknopt, maar
niet minder interessant relaas over de interventie van onze paracommando’s in
de Congolese Oost-provincie in november 1964. Het is vooral opmerkelijk om
hierin het traject te volgen van – zoals paracommando-officier Henrot het zelf
zegt de «groentjes» naar doorwinterde gevechtssoldaten. Een evolutie die zich
in pakweg enkele dagen afspeelt. Niet vergeten dat meer dan 80% van de
manschappen uit dienstplichtige paracommando’s bestonden [*] en dat de
verliezen onder de Belgische militairen relatief laag lagen, ondanks het zeer
hachelijke van hun onderneming : 3 doden (2 para’s en 1 militair van de
transmissieploegen van de luchtmacht) en 11 min of meer ernstig gewonden.
Hieruit blijkt trouwens ook het nut van de harde, veeleisende
paracommando-opleiding tijdens de vorming tot elite-soldaat. Ook nog even
vermelden dat de Israëli’s hun reddingsoperatie «Thunderball» (4 juli 1976 in
Entebbe, Oeganda) grotendeels baseerden op deze Belgische operatie. Kolonel
André Closset schrijft in zijn boek «Les
Compagnons de L’Ommegang» (mei 1995): «Het
verschil met de “Draakoperaties” ligt hem in het feit dat bij hen [de
Israëli’s] de exacte plaats gekend was waar
de gijzelaars zich bevonden. (…) In
Stan waren de locaties waar de blanke gijzelaars werden vastgehouden niet
gekend, lag het eigenlijke doel op 5 km van een met olievaten en autowrakken
gehinderde landingszone en zat men opgescheept met geduchte, fanatieke en
gedrogeerde rebellen als tegenstander.» In de rand hiervan nog even
vermelden dat de Belgische operatie op diverse internationale militaire scholen
als “schoolvoorbeeld” in het lessenpakket werd opgenomen.
Op 1 december landen de paracommando’s
terug op Belgische bodem en worden er door de bevolking geestdriftig onthaald.
[*]Tot het opschorten van de
legerdienst (1994) deden de paracommando’s – toen hoofdzakelijk gerekruteerd
uit dienstplichtigen – een eerste termijn van 12 maanden als milicien,
aangevuld met 3 bijkomende maanden als B.V.K.T. (Beroepsvrijwilliger Korte
Termijn).
STANLEYSTAD en PAULIS.
BRON :
«Le Rappel», december 1964.
Detail MAP , Carte Routière du Congo Belge, Paneau Nord (archief Bob VANHEE)
Opnieuw een alarmsituatie! Grommend kruipen de slapers uit hun slaapzak. De enorme vliegtuigloods van Kamina herbergt het bataljon in zijn geheel [Het 1ste Bataljon Parachutisten uit Diest]. Iedereen is druk in de weer. Munitieladers worden gevuld, granaten worden uitgedeeld. De ‘kitbags’ worden per compagnie op elkaar gestapeld. Eén van de mannen zet fluitend het deuntje «Les enfants du Pirée» in [1] Hij krijgt enkele navolgers en in geen tijd wordt het deuntje door iedereen in de hele loods overgenomen. De valschermen zijn klaar, het is niet het eerste alarm dat we meemaken. In volle nacht stappen we in de vliegtuigen…en stijgen op! Drie en een half uur, ingesnoerd als een worst, in al je bewegingen gehinderd door een parachute, een reservevalscherm, een TAP-zak die nog zwaarder is door de vele extra-munitie, een ‘travelling bag’ met daarin uw wapen, patroontas en drinkbus, en een ‘smock’ die even zwaar is als de rugzak – alles wat niet meer in TAP-zak kan verdwijnt in één van de vele zakken van uw camouflagekledij – wat je het uiterlijk van een opgeblazen kikker bezorgt. Dit alles doet je werkelijk uitkijken naar het moment waarop men kan springen.
«Prepare for action!» Na een afmattend gevecht met hun materieel en zonder kans op enige hulp, zijn de ‘chestbags’ [2] eindelijk gefit. «Stand up!»; «Hook on!» De vier rijen parachutisten in de cargoruimte van deze fantastische C-130 slagen erin zich op te stellen. «Stick O.K.» De dag breekt aan. Het «Red on» lichtsignaal staat al geruime tijd aan; we wachten [op het «Green-on, GO», het bevel om te springen.] Rumoer, er komt beweging in de eerste rij, daarna volgen de anderen. Veel wind aan de deuropening. Val, openslaan van de koepel van de parachute, schommeling… Beneden ons, een lange tarmacpiste afgebakend met benzinevaten en autowrakken.
HET IS ZO VER ! Elk viermotorig toestel heeft in één keer 64 man afgeworpen. Er is volk in de lucht [sic], maar niemand die zich iets aantrekt van het ‘afstand houden’ [3]. We zijn vanop een goeie 200 meter gedropt (700 feet), geen tijd om het landschap te bewonderen! Vlug de hinderlijke reserveparachute afwerpen! De haken spannen, natuurlijk!... Eindelijk lukt het… Zo goed zelfs dat de vrij onzacht behandelde reserve zich tijdens de daling ontrolt: het resultaat is een witte parachutevoile tussen de kaki koepels! We horen een stevig geknal en geknetter, zonder goed te weten uit welke richting dit komt. De hele «stick» trekt, kwestie van zo dicht mogelijk bij de piste neer te komen, de juiste hangriemen aan. Daar zal het merendeel opgeslorpt worden door de matitis! [hoog opgroeiend savannegras] De meer ‘begunstigden’ – ikzelf incluis – komen in een groepje bomen terecht. Brekende takken, koepel in de boom gedrapeerd, ik daaronder. We zijn aangekomen!
GELAND EN IN LOOPPAS. De actie op de grond ontrolt zich snel en in looppas trekken we richting landingspiste (dit alles gaat met de nodige valpartijen gepaard als gevolg van de wirwar aan vegetatie waar we ons een weg moeten door zoeken). In het centrum van het vliegveld is het relatief rustig. Aan de vliegveldloods echter, schijnt de 11de Compagnie nogal zwaar met de vijand in botsing te zijn gekomen. Op het uiteinde van de landingsbaan geraakt de in verspreide orde oprukkende Stafcompagnie betrokken in een beperkt vuurgevecht. Bij ons kiest iedereen een vat uit en stampt het van de landingsbaan. De onderofficier-verpleger verzorgt de verstuikte voeten, die soms gebroken blijken te zijn. De C-130’s komen aangevlogen en droppen hun ‘collies’. Ga eens aan een colli «mortieren “60 » vragen om aan de juiste hangriemen te trekken! [sic] Hun verspreiding bij het neerkomen is nog groter dan dat dit het geval was bij onze ‘boomlanding’. De collies gaan oppikken wordt dus een hele expeditie.
Eindelijk zijn de collies leeg gemaakt, de gewonden zijn verzameld en de landingspiste is vrij gemaakt. De 12de Compagnie landt op haar beurt midden de heibel. Iedereen zou blij geweest zijn om ook deze mannen naast zich te hebben in Paulis [4]. Hoe meer volk, hoe meer vreugde en 140 makkers meer kan enorm in uw voordeel spelen. Er is een viermotorig toestel geraakt en het vliegtuig landt met een schroef aan flarden. Nog geen enkele «mulelist» gezien tot nu toe. Als ze niet zelf komen, dan gaan we ze zoeken.
Luchthaven Stan : RV-punten en bewegingen van de compagnieën 1 Para onmiddellijk na de sprong.
DE BOY VAN DE COMPAGNIE. De radio-ontvanger verricht uitstekend
werk. Verzamelpunt: luchthavengebouw. Ter hoogte van de loodsen hergroepeert de
compagnie zich vliegensvlug en rukt verder op. Enkele ‘fluitende kogels’ zorgen
ervoor dat de jonge soldaten eerder op goed geluk het vuur beantwoorden.
«Staakt het vuren!» Het risico bestaat namelijk dat we op de 11de of
12de compagnie schieten, voorzichtig dus! Een prachtige witte auto, doorploegd met kogelinslagen, staat dwars over de weg. De bestuurder ligt in een
plas bloed met naast zich een fenomenale officierspet. We trekken verder! Een zwarte
heeft zich laten inrekenen. Er wordt hem in het Swahili gevraagd waar de
Europese gijzelaars zich bevinden. Zijn naam is Gustave en hij beweert van
niets te weten. Een draai om de oren, een Fal onder de neus gedrukt en Gustave
herinnert zich plots heel wat. Hij zal onze gids worden en we zullen hem
uiteindelijk met enige vriendschap benaderen. Later, nadat we onze rantsoenen
met hem zullen delen, bombardeert hij zich zelfs tot «boy van de compagnie», hierbij bij hoog en bij laag bewerende «dat hij ons nooit zal verlaten.» Gustave heeft
slechts één zwak punt: bij elke ontploffing of geluid van een schot van zowel vriend
of van vijand, belandt hij steevast plat op de grond en hebben we de grootste
moeite om hem terug in actie te krijgen. Er vliegen enkele kogels rond ons, wat tegenvuur oplevert. «Staakt het vuren!» De ‘bleus’ beginnen het gewoon te
worden.
EERSTE SERIEUZE SCHERMUTSELING. Lijken langs de hele weg. Sommige zwarten zijn zeer jong. Ze zijn met veren getooid of dragen pelsen om hun lichaam gedrapeerd; naast hen: lansen en machetes. Anderen echter zitten verdekt opgesteld en vuren met degelijk wapentuig afkomstig uit de fabrieken van Herstal. Als we langstrekken, loopt een klooster totaal leeg. Paters met respectabele baarden maken vol dankbaarheid gestes naar ons. We sturen hen naar het vliegveld. We bevinden ons nu midden de stad. «Afstand houden! Observeer uw sector!» Enkele Europeanen verschijnen aan de vensters en juichen ons toe… Rââââââ!... Eerste ernstige aanhaking met de vijand. De Reccejeeps [verkenningsjeeps] zijn ons komen vervoegen en komen in actie. We trekken verder.
MAG-mitrailleur (efficiënt steunwapen in de pelotons).
Parachutisten FAL-M3 met plooibare kolf (standaardwapen in de paracommando-gevechtscompagnieën)
Blindecide, een soort draagbare raketwerper (in de rangen «kachelbuis» genaamd).
Vigneron (standaardwapen van chauffeurs en personeel van de Staf- en Diensten Compagnie)
GP-Pistool (standaardwapen voor officieren).
Bewegingen van de paracommando’s bij het binnentrekken van Stanleystad. Recht zien we (x) de plaats waar para De Waegeneer viel onder een Simba-kogel (archief A.N.P.C.V.)
INTENSIEF MITRAILLEURVUUR.
Plotseling…een doffe knal. Het midden
van de colonne wordt door een «Blindecide» als schietschijf genomen. Een MAG beantwoordt
het schot van de raketwerper en we zetten ons in dekking van een bankgebouw. We
hebben ervaring met het bestormen van een «vijandelijke positie», maar niet met
het zuiveren van een appartementsblok met etages. We slaan er ons door, maar de
‘grapjassen’ hebben zich al uit de voeten gemaakt. We trekken weer verder. Applaus,
knallen, we beginnen het spelletje te kennen. Wij hebben aan onze goede vriend
Gustave drie vrijwilligers [sic] toegevoegd. Met hun vieren dragen ze onze 60mm
munitie, ondertussen midden ons heen en weer lopende. Later zullen we onze
dragers ‘moderniseren’ door twee kruiwagens in beslag te nemen.
Een intensief mitrailleurvuur barst
los. De Reccejeep die op kop rijdt bevindt zich recht tegenover een jeep
bewapend met een Chinese MI.50, welke gevolgd wordt door een rijdend
artilleriestuk. We analyseren de situatie en maken ons uit de voeten. We bereiken
het militaire kamp «Ketele», aan de andere kant van de stad. Na een kort
vuurgevecht installeert de P.C. van de compagnie zich in het kamp; samen met de
Recce’s en de Mortieren trekken we iets verder een «roadblock» op [controlepunt].
EEN PIJL IN EEN PALMBOOM.
Douglas B-26 K, versie anti-guerilla (foto Guerrièri via Sonck).
Gustave en zijn vrienden maken zich nuttig
door ons te helpen met het bouwen van een borstwering met betonblokken. Een bizar
gefluit, een soort droge plof volgt: er heeft zich een pijl geboord in de
palmboom die boven ons uitsteekt. Er volgen nog meer pijlen, vermengd met kogelinslagen.
Iedereen ligt plat op de grond. Gustave is verdwenen (natuurlijk!) en ligt
volledig onder een omgekipte kruiwagen. Rond ons de matitis; onmogelijk om de tegenstander
te lokaliseren. Het spelletje heeft nu lang genoeg geduurd. We vuren enkele
«all-ways» af in de richting van waaruit
er geschoten wordt, wat de terugkeer betekent van een relatieve rust [5]. Intussen
krijgt één onder ons een kogel in de rug. Met een sigaret bengelend in de mond wacht hij
de verdere gebeurtenissen en een transport naar achteren af.
Een groep zwarten, denkende dat ze
buiten schot zitten, bespotten ons vanaf het eind van de weg. Ze hebben geen
geluk: de mortieren schieten een reeks obussen af in hun richting en ze slaan op
de vlucht. De rust is volledig hersteld. Boven de stad draait een B-26 ‘rondjes’.
Hij wordt vanuit de inheemse cité met een «Vigneron» beschoten (!), wat weinig
zorgen oplevert voor de vliegtuigbemanning uiteraard. Als het toestel iets in
zijn vizier krijgt gaat het in duikvlucht en horen we de doffe knallen van zijn
boordkanonnen.
In onze nationale pers krijgt de Belgische operatie ruime aandacht (archief adjudant-chef en despatcher [sprong-onderrichter] Rik Wouters, die we links achteraan op de foto zien, terwijl hij zich ontfermt over één van de zwaargewonden van de moordpartij aan «Hotel Victoria»)
Het «Armée Nationale Congolaise» ( A.N.C.) trekt, na de intocht in de stad door kolonel Vandewalles colonne huurlingen, Stan binnen (foto Luc Janssens).
Op de heuvel, aan het
einde van de weg, duikt er plots een jeep op. Door de snelheid wordt de
mitrailleurschutter vooraan heen en weer geslingerd op zijn zitplaats en
een raket vertrekt sissend hun richting uit. Andere voertuigen volgen de jeep.
Wat een ramp – pas nu schieten de vuurpijlen door de lucht! Moment van hevige paniek…gelukkig
houdt de colonne halt en ons projectiel valt op voldoende afstand neer zonder
slachtoffers te maken.
BLANKE VRIJWILLIGERS.
Baardig en vrolijk, zonder rancune naar onze Mortieren toe, kruisen de
blanke huurlingen onze posities. Ze spreken een bonte collectie verschillende
talen, maar de opgestoken duim maakt elk discours onnodig. Zowel wij, als zij,
zijn tevreden over elkaars prestaties. Achteraan de colonne – voorzichtigheid
boven alles – volgen enkele zwarten die deel uitmaken van het A.N.C. Een tweede
colonne volgt kort op de eerste. Zwarten met Rode Muts op maken daar deel van
uit. Zij zullen kamp «Ketele» ‘zuiveren’. In de kampgebouwen valt geen enkele
mulelist meer te bespeuren, maar…het A.N.C. wil en zal «zijn» aanval uitvoeren.
Een halfvolle munitiewagen rijdt voorbij onze stellingen en dit wordt één van
de gevaarlijkste fases van de hele operatie. Het regent kogels uit alle richtingen! Iedereen zoekt als
de bliksem dekking en wij wachten tot de bui is gepasseerd. Als hun Europese
kaders er uiteindelijk in slagen om hen te doen ophouden met schieten, zijn ze wel
niet bij machte om de plunderaars rond zich te hergroeperen. Het kamp «Ketele» begint
dan ook zeer vlug de kenmerken van een vlooienmarkt te vertonen, de Afrikaanse
versie weliswaar! Beter de mulelisten als tegenstander, dan geprangd te zitten tussen
een «zuiveringsactie» van het A.N.C. Als het bevel om naar de stad terug te
keren eraan komt, wordt dit met open armen ontvangen…
Dergelijke pamfletten werden net voor de aankomst van het A.N.C. boven Stan en zijn regio gedropt uit vliegtuigen om de bevolking aan te zetten om mee te werken met het regeringsleger (archief J.P. SONCK)
Per
sectie en in colonne trekken we op richting marktplein, om er Europese burgers
te gaan ontzetten. Er wordt eerder langzaam gevorderd, onze progressie wordt herhaaldelijk
onderbroken door felle beschietingen. De Simba’s, in kleine groepen verspreid
of vanuit geïsoleerde posities, nemen ons constant als schietschijf onder vuur. Dit
is niet echt gevaarlijk, maar werkt eerder op onze zenuwen. Ze schieten slecht,
maar vroeg of laat zullen ze er toch in slagen om raak te schieten. We
verzamelen de Europeanen op een plein dat omzoomd is met winkels die op de
saloons uit de Far-West lijken. «Dorst» heerst alom in de rangen. Moesten de verkopers
van limonade het hazenpad niet genomen hebben, ze zouden hier gouden zaken
doen. Hun onbeheerde koelkasten zijn in geen tijd leeg… Dit is nu eenmaal oorlog.
DE KORTE CARRIÈRE VAN EEN MASCOTTE.
De evacuatie van burgers schiet uit de startblokken. (foto Luc Janssens)
De para’s komen enkele minuten te laat om het drama in de omgeving van «Hotel Victoria» te kunnen verijdelen! (foto Luc Janssens)
Als de laatste burgers opgepikt zijn, hervatten we de terugweg naar het
vliegveld, te voet. Tussen ons, in een bizar transport dat om verwarring te
voorkomen met grote gele kruisen is gemarkeerd, zitten onze beschermelingen met een gelukzalige glimlach om de mond. Voor hen loopt
de nachtmerrie op zijn einde. Bij het zien van zoveel Rode en Groene Mutsen
rond hen bloeien ze open. Onze colonne heeft een mascotte geërfd: een zwart
geitenjong, van wie de moeder op enkele passen volgt. We trekken ons niets aan
van een voorbijvliegende kogel en behandelen het dier met allerlei
liefkozingen. Jammer genoeg wordt ‘Biquette junior’ door een camion, waarop dit
vredesbeeld blijkbaar geen vat heeft, vermorzeld. Moeder geit zal ons nog lang blijven
volgen met haar klagerig gemekker…
Volledig afgemat bereiken we de huizen naast het vliegveld en nemen er onze voorlopige intrek. De «commandos muléliste» zijn hier voordien ook al geweest en hebben de muren en deuren met allerhande oorlogsgraffiti ’s versierd. Er slingert overal uitrustingsstukken en materieel rond.
VOORUIT ! De compagniecommandant komt terug van de «Groep O» [sectie «Operaties»]. De compagnie zal zich voor de nacht in ‘defensief’ plaatsen langs de landingsbaan op het vliegveld. Het schijnt dat sommige fanatieke woestelingen zo nu en dan beschietingen uitvoeren vanuit de beboste rand langs de tarmac. Vooruit dan maar, in ieder geval geen lastige job. De compagnie verspreidt zich langs de landingsbaan om, in het middenstuk, haar sector in te nemen.
Ter plaatse aangekomen, halte, terwijl we meer details over de bevelen afwachten. Tiens…, er wordt geschoten op het uiteinde van de piste. Sommigen zeggen vol ironie: «het is de mulelist-van-dienst die “pang-pang” doet!» Er is geen gevaar, want één van onze pelotons houdt het uiteinde van de piste in handen [6]. Een Recce-jeep raast ons voorbij – alsof de duivel op zijn hielen zit – en vuurt richting de bomengordel. Het schieten wordt geleidelijk aan heviger en vanuit het gebladerde spuugt een hele strook allerhande projectielen, die langs de jeep inslaan. Dit wordt gevaarlijker! Een peloton uit onze compagnie snelt ter hulp.
Aanvoer op de luchthaven van Stanleystad (Simi-Simi) van de eerste gekwetsten van de schietpartij in de omgeving van «Hotel Victoria» (foto A.N.P.C.V.)
GEDROGEERDE «MULELISTEN». Dit hier
is een echte de vuurdoop! Het geluid is oorverdovend. We vorderen «per sprongen»
[«Vuur
en beweging» in vakjargon]. De jeep rijdt vooruit en trekt zich daarna
terug tot op onze hoogte. Via de radio wordt er versterking opgeroepen. Op het
uiteinde van de piste geraakt het peloton van wacht bijna zonder munitie en
trekt zich terug tot op onze hoogte. Het is een ware gelukstreffer dat er aan
de overkant zulke erbarmelijke schutters zitten! Maar het spelletje begint pas.
In een volslagen grotesk schouwspel dringt een stoet door tot op de piste. Zichtbaar
gedrogeerd stappen een honderdtal met speren gewapende en monotoon zingende «mulelisten»
vooruit. Hun «regulieren» die in de matitis verscholen zitten schijnen munitie
in overvloed te hebben: ze schieten er maar op los!
Onverschillig
voor de ‘schoonheid van het spektakel’ zet een C-130 zijn landingsprocedure in.
Er doemen plots twee rookwolkjes op voor zijn neus en de piloot trekt «full
speed» het toestel op naar een veiliger hoogte. Mortierbommen vallen nu zo wat
overal neer, soms onaangenaam dichtbij… Twee nieuwe jeeps mengen zich in het
spektakel en, eindelijk, zorgen onze mortieren voor de nodige repliek naar hun
‘confraters’ toe. Ze rukken opnieuw verder op. Bij bosjes vallen de ‘zangers’ op
de tarmac neer, maar de overlevenden blijven maar naderbij komen. Hun hele
houding kan men vergelijken aan dit van de «Gilles
van Binche». De arme drommels vertrouwen volledig op hun «dawa» en laten
zich tot bijna de laatste man uitroeien. Toch slagen enkelen onder hen er in om
te vluchten.
De
onzichtbare schutters laten de moed zakken en het vuren sterft geleidelijk aan
uit. De avond valt. Twee «Harvards» kiezen het luchtruim en droppen hun
raketten op stellingen van «mulelisten». Zij keren slechts laat in de avond terug.
We installeren ons voor de nacht op de overal op het gras achtergelaten
parachutes. Tot de volgende morgen zullen de fusillades, soms dichtbij of soms veraf,
de dodelijk vermoeide wachtposten – die niet echt meer in staat zijn om tegen
hun slaperigheid te vechten – wakker houden.
EEN GROTE VIJAND : DE HITTE. Het dispositief reorganiseert zich bij het
ochtendgloren. We zien hier de andere compagnieën die even afgebeuld zijn als
wij. De rand van de landingspiste krijgt de allures van een «bidonville». Iedereen
maakt met vaten, tentzeilen, en afgehakte takken een beschutting. De despatchers komen jammer genoeg de
parachutes ophalen, zodat we ons meest geschikte constructiemateriaal kwijt
raken.
Op de luchthaven van Stan zoeken de manschappen beschutting tegen de brandende zon… (foto A.N.P.C.V.)
Soms
schiet de «mulelist-van-dienst» enkele kogels onze richting uit. Deze acties trekken
met moeite onze aandacht. Ofwel slapen we, ofwel herstellen we ons ‘stulpje’ dat
stelselmatig ‘gesloopt’ wordt door de luchtverplaatsing, teweeg gebracht door
de luchtverplaatsing, veroorzaakt door de vliegtuigschroeven van taxiënde vliegtuigen. Het luchtverkeer is zeer druk en internationaal. Britse,
Franse, Zwitserse, Belgische en Amerikaanse toestellen landen en stijgen op zonder
tussenposen.
Het wachten blijft duren. De eerste slachtoffers met ‘zonneslag’ worden
naar het luchthavengebouw overgebracht. De compagnie verlaat eindelijk de piste
en mag rond de middag rust nemen. Ik blijf ter plaatse met twee secties in
afwachting dat de aflossing eraan komt. Als deze er uiteindelijk komt – veel later
dan voorzien – zijn het niet de commando’s van de 12de Compagnie die
men ons had beloofd, maar twee pelotons zwarten van het A.N.C.
Stanleystad, 24 november 1964 – Twee miliciens van het 1ste Para patrouilleren in de omgeving van het luchthavengebouw waar de gijzelaars zijn verzameld (foto Robert Feuillen via Sonck).
U BENT TOCH NIET MOE? «Mijn mannen, dat zijn Katangezen! Naderbij komen staan ze toe, dan: «krak»
en ze leggen je om!» Eerder sceptisch reagerend op deze grootspraak geef ik de consignes door aan de twee
Europese gegradueerden en ik laat hen hun plan maar trekken. Een kwartier later
worden ze zwaar aangepakt. De rebellen meten zich liever met hun soortgenoten,
dan met ons. Met mijn twee secties ga ik naar het luchthavengebouw. Zo-even
nog, toen de kolonel [Laurent] die zichzelf ook niet ontzag, zijn korte
toespraak hield: «Jullie zijn toch nog niet moe, nietwaar?» lag het moreel niet
echt hoog. Iedereen is tevreden maar ten einde krachten en compleet van de
kaart door de hitte. Nu draven ze achter me aan met slechts één bedoeling: iets
vinden om te drinken, eender wat en een plaats, eender waar, om te
slapen.
In het
luchthavengebouw worden we opgenomen in een onwaarschijnlijke warboel.
Militairen, burgers, piloten, para’s, «Affreux», commando’s, gevangenen,
vrouwen, kinderen krioelen als termieten door elkaar. Na een goed uur zoeken krijgen
we onze rugzakken te pakken en, kiezend voor de gemakkelijkste oplossing, laten
we ons tussen de kameraden neervallen die in de luchthavenhal als het ware samengepakt
zitten. Te smerig om de slaap te vinden, deel ik een straaltje water met een
Zuid-Afrikaan en een burger. Oef, dat doet deugd! Op mijn rugzak gezeten
verorber ik met weinig enthousiasme een blik «aap». «De officieren naar de
briefing!» galmt het door de speakers!
De nacht
valt. Ik verlaat het rumoerig lokaal, waar trouwens ook de lijken liggen van de
Europeanen die gisteren werden vermoord. Pas de volgende dag valt het mij op, dat
mijn vest een lijk geur met zich meedraagt.
MIST OP DE PISTE: DIT IS PAULIS...
Sprong op Stan: vliegtuiglijst van de Stafcompagnie 1 Para (document archief kapitein-cdt. H. le Grelle)
Briefing. Iedereen flirt met een fles «Primus» ‘gevonden’ tussen de
voorraad van de STAF. «Morgen gaan we naar Paulis. Sticks van 15 man simultaan. Jij
[L.
HENROT] staat in voor het uitkammen van de landingspiste over de hele
lengte en voor het verzamelen van de mitrailleurs en mortieren [na de dropping].
Als dit gebeurd is, vervoegt u me in de controletoren.» De compagniecommandant maakt
de vliegtuiglijsten op.
Enigszins
slaperig bestudeer ik de luchtfoto’s. We zullen morgen wel zien!... Ik kruip in
mijn slaapzak. Er wordt over me gelopen; enkele enthousiastelingen blijven nog
wat napraten; buiten is er een rafale te horen; alles vervaagt…ik val in slaap.
«Dummy
run». Komaan zeg, vinden ze de DZ [Dropping Zone] nog, de Yankees? Iedereen klampt zich
vast aan zijn staticline [de lijn die de hoes van de parachute bij het ‘buitengaan’ losrukt
– zie foto aan het begin van het artikel.] Berustend en slaperig wachten
we af. Onze taak komt nog. Eindelijk: «Red on – Green on», de eerste stick
wordt gedropt. Normaal metalen geluid afkomstig van de «snaphook» die tegen het
uiteinde van de kabel aanklikt. De tweede stick wringt zich naar de deur.
Opnieuw schommeling. Ik werp een blik naar buiten. Wel, wel, er is mist. Het
gaat goed vooruit; ik volg de rij…331, 332, 333, parachute… Twee gebouwen
zonder etage, een stock vaten, een bruinrode piste… Dit stemt overeen met de
luchtfoto. Daar bovenop en zoals gewoonlijk hebben onverlaten nog andere vaten
op de piste rondgestrooid. Op bepaalde plaatsen drijven flarden mist…
De zwaar bewapende «Recce»-jeeps van de para’s vormden een geducht wapen in de strijd tegen de rebellen (foto A.N.P.C.V).
Nu, snel, moet ik mijn reserveparachute afwerpen om eenmaal op de grond, zo
vlug mogelijk ‘operationeel’ te zijn. Opnieuw klemmen die verdomde haken! Beneden
knettert het serieus. Ik verdwijn in het mistgordijn. De laatste haak komt
eindelijk los. Vlam! Met een harde smak plat op de piste. Krachterm… Ik ontdoe
me van mijn harnas. Rechtstaande, wapen in de hand, enigszins mankend…maar we
vorderen. Aha…daar is mijn TS [radio-operator] Het knalt nog altijd fel. In de
nevel houdt men zich gedeisd. «Rol de vaten weg.» De mortieren worden gedropt…
Zoals gewoonlijk komen de collies neer in de bomen. «Vooruit! Ontruim hier dit
plein!» De mist is hier minder dicht. «Stuur bericht: landingspiste
vrijgemaakt.»
WE ONDERHOUDEN ‘DE CONVERSATIE’.
Sakkerloot! Daar komen schreeuwende zwarten uit de bebossing gelopen. Vanaf
nu barst de strijd los over de hele lengte van de matitis. «Zoek dekking!»
(eigenlijk zou men over enige beschutting moeten beschikken, maar het principe is tenminste
gered!) «Open het vuur!» De eersten vallen neer; de anderen aarzelen en
verdwijnen tussen de bananenbomen. Nu begint er ons een MI [mitrailleur]
te bestoken. Wacht even. Waar zitten die? Het komt van daar. Râââââ… Rafale.
Even piepen…iets meer naar rechts misschien? Râââââ…Piouw! Verdorie! Ze beschikken
over een tweede MI die ons nu ook bestookt. Enkele kogels zorgen voor stofwolkjes.
Gelukkig zijn hun vuurcapaciteiten zeer slecht.
Ik beschik over twee MAG-ploegen om onze confraters tegenover ons aan te
pakken! Het probleem is dat we niet weten van waar ze ons exact proberen ‘af te
knallen’. De temperatuur stijgt. We ‘vlammen’ in de vegetatie en onze zwarte
broeders [sic] zorgen op de piste voor opspattend grint. Ik zou eigenlijk
liever ietsje minder kloek gebouwd zijn of minstens kunnen beschikken over een
bredere greppel… «Ga zuinig om met de munitie»… Râââââ! Piouw! Piouw! De
inslagen komen gevaarlijk dichtbij…
Paulis 26 november 1964, 06:02u. De eerste troepen zijn net geland... (foto A.N.P.C.V.)
Paulis, «DRAGON NOIRE» : detailschets operatie, op basis van het rapport van de 11de Compagnie (archief A.N.P.C.V.).
OP DE VLUCHT DWARS DOOR DE
MATITIS. Aha,
daar is de eerste C-130 met materieel. «Geef dekking aan die kist!» Gebrom van
de schroefturbines. Zucht. In één klap verandert de stofwolk in een
ondoordringbaar gordijn. Men zou zeggen dat het er op de controletoren ook warm
aan toe gaat. Men eist via de radio mijn MAG’s op. Het spijt me, maar ik heb ze
nodig. Tussen twee stofwolken in bestoken we elkaar. Niet verstandig om nog
rechtop te lopen. Ze zijn erin geslaagd om het juiste azimut te vinden. Piouw!
Piouw! Men geraakt eraan gewoon… Verduiveld! Stof vanuit tegenovergestelde
richting: twee Recce-jeeps komen al vurend uit al hun boordwapens aangevlamd.
«Oppassen voor de makkers! Hou tijdelijk op met vuren!» Het ziet ernaar uit dat
men zich in de matitis uit de voeten maakt. Kalm…we hebben de piste in handen.
«Richting controletoren nu. Afstand houden!»
Een
C-130 kiest zijn standplaats uit. Een militair werkt een Europese vrouw in pyjama
naar binnen. Anderen laden met bezetenheid en in ‘stommen ambacht’ kisten uit
het vliegtuig. Op de trappen van de controletoren houdt een dokter zich bezig
met een gekwetste. «Is het erg?» - «Hij haalt het wel. Getroffen toen hij in de
deur stond om te springen.» [7] Het viermotorig toestel stijgt op. Stofwolk! Zucht…
De verdediging begint zich te organiseren. De 11de Compagnie bevindt
zich al in de stad. De eerste bevrijde burgers komen goed begeleid aan.
Enkele lijken hier en daar. Gasten die tegenover ons stonden… «Dawa» van
slechte kwaliteit! Een MAG opgesteld op het platform; een plaats voor de TS’ers.
«Heb je niets te drinken?»
Burgers
komen in steeds grotere getale aan, sommigen spraakzaam of dol van blijdschap,
anderen met geknakte zenuwen. Hun kledij is sterk gevarieerd: deze schommelt tussen de perfecte outfit
van de oude-heer-die-ons-verwachte, tot diegenen die door hun bevrijders van
hun bed werden geplukt en snel enkele kledingstukken hebben bijeengeraapt.
Bidprentje van de gesneuvelde Lucien Welvaert (archief Luc Callens)
We herkennen hier nog (voorlaatste in de rij) een lachende korporaal Lucien Welvaert, net na de landing op Stanleystad
(foto A.N.P.C.V.)
KORPORAAL WELVAERT IS GESNEUVELD. Een Recce-jeep, een geconfisqueerde kraanwagen, een sectie, een burger als gids… «Ga de Europeanen in deze wijk ophalen» - «Vooruit met de geit! Sector ....x…. Ogen open houden!» Lijken over hele lengte van de weg. Een «road-block» van de 11de Compagnie. «We hebben daarjuist een dode in eigen rangen gehad: Welvaert.» [8] We vertrekken opnieuw. «Hou gvdm. uw sectoren in de gaten!»
TWEE GRANATEN. Eerste halte. De vrouw die we moesten ophalen is al vertrokken. Twee dolgelukkige honden komen ons rondspringend begroeten, arme toetjes. Het schieten – soms dichtbij, over het algemeen veraf begint opnieuw – valt stil, en begint opnieuw. Het lijkt op geluidseffecten in een studio. Onze gids blijkt in de eerste plaats geïnteresseerd te zijn om zijn bagage te gaan ophalen. Dit is een menselijke reactie, maar we zijn niet gekomen om valiezen te recupereren. «Hier oppassen. De Simba’s bezetten dit huis.» Er staat een militaire vrachtwagen vóór de barza gestationeerd. Infiltratie gebeurt via de percelen. Massieve bloemstruiken, hagen, groepjes bomen. De geur snijdt je de adem af. Paf! We worden vanuit het huis beschoten. «De linker ploeg houdt de voorgevel in het oog. De FALO-schutter van de rechter ploeg schiet in korte buien [9]. De anderen “vooruit”. Afstand houden!» Râââââ! Râââââ! De «dekkingsgroep» amuseert zich met de vensters onder schot te nemen. Voor het geval «ze» het in hun kop halen om granaten naar buiten te gooien. De vensters zijn van tralies voorzien. Geen tijd om plezier te maken. Een granaat op scherp wordt behoedzaam door de tralies naar binnen gegooid… BANG!... Stilte… Er blijft een ploeg achter ter observatie, terwijl wij de Europeaan in de volgende villa gaan ophalen. «Instijgen!» Met de vinger aan de trekker observeren we al rijdende de omgeving. Een jeep maakt jacht op een groep achterhoedestrijders die plots niet meer in hun «dawa» geloven. Jammer dat de Olympische spelen voorbij zijn. Diegenen die de jacht overleefd hebben komen zeker in aanmerking voor een medaille op de «3000 meter steeple». Laten we hier niet blijven rondhangen: «vooruit!»
Foto: archief Luc Janssens
RELIGIEUSES UIT HET GOEDE HOUT GESNEDEN.
In het hospitaal halen we twee
dappere zusters op die één van onze gekwetsten verzorgen. De twee para’s die er
de wacht houden lijken blij te zijn ons te zien. Er wordt nog altijd geschoten. Een
dakpan, gebroken door een kogelinslag, glijdt langs het dak naar beneden. De
Mulelisten schieten blijkbaar van ver. Ze hebben een pak rammel gekregen en
zijn wantrouwig. We tillen de hoge hospitaalkar op waarop «onze» gekwetste ligt en die
zijn kameraden glimlachend aankijkt. «Voorzichtig mannen, voorzichtig.»
De hele sectie zet er zijn schouders onder, om de rolwagen zonder schokken op te tillen
en in de laadbak te hijsen. Gemakkelijk is het niet, maar we slagen hierin. Ook
de religieuzes komen aan beurt. Dappere zusters! Trekken, duwen, tillen, altijd
behouden ze hun goed humeur. Het voertuig is nu propvol geladen. Burgers en
gekwetsten in het midden, de sectie met de wapens in aanslag op de rand. Het ware voldoende dat één enkel schot midden in de laadbak terecht zou komen, opdat er slachtoffers zouden vallen. Bah! De gebeden van onze
passagiersters zijn evenveel waard als de «dawa» van Mulele. Rijden maar!
Terug op de luchthaven. De Europeanen verdringen zich nu in groten getale rond ons. Enkele zwarte «mama’s» - de schedel getooid
met lange rechtopstaande artistiek gevlochten vlechten – mengen zich tussen
de massa. Kleine halfbloed kinderen rennen overal rond. De Europese kinderen –
minder talrijk – drukken zich tegen hun ouders aan. Men roep elkaar aan in het
Frans, in het Vlaams, in het Grieks, in het Portugees, in het Duits, de
volledige Europese populatie zit daar samengetrokken.
WEINIG DOELTREFFENDE «DAWAS».
Er komen gevangenen aan, de meesten
gewond. De bewakers moeten krachtig optreden om te vermijden dat ze door de
massa gelyncht worden. Ze zien er enerzijds boosaardig uit, maar kijken ook verwonderd: hun «Dawa» bleek niet te werken… De blanken die uit de lucht zijn komen vallen
hebben zeker fetisjen die veel krachtiger zijn dan deze van Mulele. De C-130’s
nemen beurt om beurt hun lading vluchtelingen op, waarna ze terug opstijgen.
Een jonge bange zwarte schijnt meer schrik te hebben van die grote blinkende
vogel dan van alle Mulelisten van de hele aardbol samen. Door zijn moeder bij de
hand voortgetrokken, berust hij in zijn lot en stapt tenslotte in en gaat aan
boord. De rust keert terug. Vandaag geen vliegtuigen meer. De duisternis valt
zeer snel in en eenmaal de wachtposten hun plaatsen zijn aangeduid kan niemand
meer weerstaan aan de vermoeidheid. De palmbomen steken schril af tegen de
heldere hemel van de Afrikaanse nacht. Wat moet dit een fantastisch land
geweest zijn tijdens de «Pax Belgica»! Een ster beweegt zich langzaam boven
onze hoofden; het blijkt een B-26 te zijn die instaat voor de radioverbinding. Ik val in
slaap… Nu en dan ratelt er een rafale door de nacht. De slapers bewegen
onrustig, murmelen binnensmonds, spitsen hun oren…geen gevaar. Eenmaal de rust
is teruggekeerd, valt iedereen meteen opnieuw in slaap.
INSCHEPEN.
De zon brandt opnieuw hevig.
Welke dag zijn we? Eén blik op mijn agenda vertelt me dat we vrijdag 27
november 1964 zijn. Briefing. Deze maal zullen de Europese vrijwilligers ons
niet komen aflossen (Het A.N.C., wat is dat voor een boeltje?) In de
vliegtuigen, die één per één zullen landen om ons op te pikken, moeten we
inschepen. Ik zou niet graag opgepikt worden door het laatste toestel! Idiote
reflex. Mijn compagnie blijft als laatste heeft men me gezegd, dus ik zal in
ieder geval deel uitmaken van de laatsten «kist»!
Alles schiet weer in gang. De
compagniecommandant zal met een peloton op de controletoren blijven en ik en
mijn sectie, versterkt met een MAG-ploeg, krijgen het uiteinde van de landingspiste voor onze
rekening (ik begin stilaan het procedé gewoon te worden!). Ook de kraanwagen is van de
partij. Vooruit met de ‘picnick’! De sectie vertrekt langs 30 cm diepe geulen, die de frequente evenaarsregens langs de landingspiste hebben getrokken. Het is nu
9:00u; het zal 13:30u zijn als alles achter de rug is. De vrachtwagen staat aan
de rand van een open plaats geparkeerd, de minst gevaarlijke kant (?) In
«achteruit» geschakeld zal hij ons op het afgesproken signaal komen oppikken.
Het terug inschepen in de vliegtuigen zelf is minutieus geregeld. Nu is het enkel
nog afwachten.
Paulis, 27 november 1964: de para’s wachten op de vliegtuigen om in te schepen. Een nerveuze situatie, de vijand zit niet veraf (foto A.N.P.C.V.)
Via de radio loopt een order binnen:
« Om ‘overshoot’ te vermijden, niet schieten als de vliegtuigen komen
aanvliegen.» De Amerikanen hebben prachtig werk geleverd, maar hun toestellen,
die vol kogelgaten zitten, maken hen enigszins zenuwachtig. Rond 10:00u: landing
van het eerste viermotorig toestel. Dit doet over ons een stofwolk rode poederaarde
neerdalen. Eenmaal haar lading compleet, stijgt het terug op. Eén na één komen
en gaan ze, eerst nemen ze de rest van de vluchtelingen mee, daarna worden onze
zware [lees:
steunwapens] wapens ingeladen. Vanaf nu kunnen de Recces ons niet meer
bijspringen als er nog narigheid komt! Eerst komen de C-130’s met tamelijk grote
intervallen aanvliegen, nu volgen ze elkaar in steeds sneller tempo op. Er
zullen er in totaal elf komen. En diegene onder ons die beweert «dat hij niet
met ongeduld zat te wachten op de komst van het elfde vliegtuig» is een
leugenaar.
VAARWEL PAULIS.
De manschappen van luitenant Henrot, net voor het inschepen in het allerlaatste vliegtuig. Opdracht volbracht (foto A.N.P.C.V.)
Overal stof, van de vliegtuigen die
landen, stof opnieuw als ze opstijgen. Een loodzware zon en een innerlijke nervositeit
die niemand wil tonen. Nog drie landingen en dan is het onze beurt. Op 1200
meter van ons, daar waar onze kameraden aan het inschepen zijn, breekt opnieuw een
fusillade uit. Nog twee «kisten»... De briefing van bij de aanvang, wordt
nog eens in detail aan iedereen herhaald. Uit de bananenbomen vlak voor ons
weerklinkt een lied. Een ‘yé-yé plaat’ in de monotoonste zin van het woord. Ze
zijn daar! «Niet schieten!» Het voorlaatste vliegtuig wil maar niet opstijgen.
Het laatste vliegtuig draait, zijn beurt
afwachtende om te landen, toertjes boven onze hoofden. In de omgeving van het
luchthavengebouw volgen de rafales zich in steeds sneller tempo op, afgewisseld
met geïsoleerde ontploffingen [10]. Eindelijk en in een gebrom dat ons als
muziek in de oren klinkt stijgt het voorlaatste toestel op en scheert over de
heuvel die op het einde van de landingsstrip ligt. De chauffeur start de motor
van onze camion. Hij draait! Ons vliegtuig zwenkt en, met al zijn «flaps» onder de grootste hoek neergeklapt komt het onze richting uit (nog nooit hebben we zoveel liefde gevoeld voor
een vliegtuig!). Piouw! Het zingen is nu wel heel dichtbij te horen en de
eerste kogels komen eraan. Piouw! Eerlijk gezegd, niemand voelt zich op zijn
gemak, maar er wordt vanuit onze rangen geen enkel schot gelost en het
inschepen zal enkele minuten later in uiterste kalmte verlopen. In vier dagen
tijd zijn onze «groentjes» doorwinterde soldaten geworden.
Ons vliegtuig landt. Fluittoon! De
camion schakelt en houdt halt op de afgesproken plaats. Piouw! Te laat om ons
nog te treffen, ouwe! We rijden als gekken over de landingsstrook. Iedereen zit
schietklaar, maar het stof – resultaat van onze rijstijl – onttrekt ons aan
het oog van de vijand…
OPDRACHT VOLBRACHT.
Daar is het vliegtuig. Het toestel is
omringd door para’s van wie sommigen schieten op een vijand die ik niet zie.
Mijn sectie stijgt in. De kolonel [Laurent] lijkt te jubelen. Ook hij behoort tot de
laatste ‘lift’. Ondanks het enorme lawaai van de motoren en van de explosies,
vertoont het inschepen een sterk staaltje van orde en discipline [10]. De
laatste manschappen werpen zich in de buik van de enorme vogel. De achterste
vliegtuigramp gaat dicht terwijl we aan het taxiën zijn. De C-130 rukt zich van
de grond. Het landingsstel wordt met een doordringend geschuur ingetrokken. De
warmte is niet te aarden. Het zweet druipt langs de naakte bovenlijven. Binnen
drie uur landen we in Kamina. Opdracht volbracht!
Op 1 december 1964 worden onze paracommando’s in Brussel door een massaal opgekomen Belgische bevolking als helden ontvangen (foto: kapt.cdt. H. le Grelle)
VERWIJZINGEN IN DE TEKST: [1] Een populaire Griekse song in de jaren 60, uit de film: «Never on sunday» van Jules Dassin. [2] [een «chestbag» is een groteren lederen ‘hoes’ waarin de manschappen met steunwapens (FALO, blindecide e.d.) hun wapentuig opbergen. Deze hoes wordt met klikhaken onder de reserveparachute aan het valschermharnas ‘vastgeklikt’ en ‘afgeworpen’ tijdens de sprong. Tijdens het neerdalen hangt de «chestbag» enkele meters onder de parachutist aan een lint. Deze ‘hoes’ is vooral hinderlijk bij de vliegtuigdril vóór de sprong. [3] Nadat de para de normale opening van zijn valschermkoepel heeft gecontroleerd is zijn eerste werk normaliter «het uitvoeren van een parachute 360°»: men draait dus – toen gebeurde dit door het aantrekken van de diagonaal tegenover elkaar liggende hanglijnen – letterlijk 360° om zijn as. Dit om je directe omgeving te kunnen controleren en eventueel je positie in de lucht te corrigeren om op een veilige afstand van je medeparachutisten te blijven. Op die manier vermeed men: aanhaking, botsing, of erger nog: verstrengeling in het valscherm van een andere para. [4] De 12de Compagnie van het 2de Commando nam geen deel aan de operatie in Paulis maar bleef – net als de Stafcompagnie 1 Para – in reserve achter op het vliegveld van Stan. [5] All-ways: waarschijnlijk is dit ‘vakjargon’ en bedoeld de officier hier het afschieten van granaten met een Fal-geweer met vaste kolf. Deze techniek werd in de bataljons vaak geoefend (het bewuste «hamerschieten»). [6] Het betreft hier een peloton van de Stafcompagnie 1 Para, onder bevel van luitenant Hughes le Grelle (nu kapitein-commandant b.d.) [7] Het betreft hier sergeant Rossinfosse, die in de borst wordt getroffen als hij klaarstaat om te springen. Een volle munitielader in zijn borstzak behoedt hem voor het fatale en ondanks zijn vrij ernstige verwonding springt hij toch. Hij wordt iets later voor verzorging overgebracht naar een ziekenhuis in Leopoldstad. [8] Details over dit gebeuren: De 11de Compagnie trekt rond de residentiële wijk op richting «Hotel Nekbe», om de – volgens consul Slegers – daar vastgehouden Europese gijzelaars te bevrijden. Daar aangekomen wordt vastgesteld dat de inlichtingen van de Nederlandse consul Slegers niet kloppen: het hotel is leeg. Het is langs dat traject dat korporaal-milicien Lucien Welvaert sneuvelt. Om 07:45u worden ze vanuit het huis van een plaatselijke Simbaleider hevig onder vuur genomen. MAG-schutter korporaal Welvaert wordt in de maag getroffen en sterft onmiddellijk. Ook zijn bevoorrader Vanderstappen krijgt een kogel in de arm (een MAG-ploeg bestaat uit twee man: de schutter en de buddy die extra-munitiebanden met zich meezeult en moet instaan voor de bevoorrading van de schutter). Luitenant Mertens stelt onmiddellijk een ploeg samen die de gekwetste Vanderstappen en het lichaam van Welvaert dient te evacueren. Men stelt hierbij vast dat korporaal Welvaert het bevel van majoor Mine (korpscommandant 1 Para) wel zeer strikt en volgens de letter heeft opgevolgd: buiten 18 kg aan munitie heeft Welvaert niets anders meer bij zich. Zelfs zijn rantsoen eten en drinken heeft hij achter gelaten om zoveel mogelijk munitie te kunnen meedragen. Nog even vermelden dat op 24 november er een kameraad van Welvaert gewond raakte. Het betreft soldaat-milicien De Waegeneer, die op 25 november aan zijn verwondingen overleed. [9] Een FALO s in feite een FAL-geweer met houten kolf, met steunpoot vooraan. Behoorde tot de steunwapens van de sectie. [10] Een belangrijk feit wordt in het artikel niet vermeld. In deze laatste fase worden namelijk «gevechtssimulatoren» gebruikt, opgesteld in en om de luchthavengebouwen. Dit moest bij de rebellen de indruk wekken dat er zich nog para’s op het terrein bevonden. Het idee voor inzet van deze simulatoren kwam van de Amerikaanse kolonel Isaacson en viel niet bij iedereen in goede aarde. Meer details hierover staan te lezen in mijn recentste boek Het jaar van de Draak. Congo 1964.