DE BASIS VAN KITONA (BENEDEN-CONGO). Bron: Relaas Lt.Kol. BRUNEAU, 1966.
Foto archief Hoedt E. via Kapt.Cdt. Hughes le Grelle
Vertrek van het 15de Detachement naar Congo.
Op 5 september 1959 komen de eerste soldaten van het ‘Vijftiende Detachement’ op Congolees grondgebied aan.
Dit schrijft één van hen over dit gebeuren:
>> We waren de eerste manschappen van het 15de Detachement (een zestigtal), die met de eerste DC6 op de Basis van Kitona landden. Onze reis was zeer boeiend verlopen: tussenlanding in Tripoli en eerste kennismaking met de Afrikaanse warmte (30° C). Dan volgde een eindeloos lijkende vlucht boven de woestijn. Tweede tussenlanding, nu in Kano (Nigeria). Nog warmer dan in Tripoli. We hadden de indruk op een kokendhete grond te lopen. Uiteindelijk aankomst in Leopoldstad (Leo), na een vlucht op lage hoogte over de Congorivier. In Leo verlieten we de comfortabele DC6 om in een oude C119 Flying Boxcar plaats te nemen, met bestemming: de Basis van Kitona (BAKI). Gelukkig was deze vlucht minder lang dan de vorige: anderhalf uur vliegen.
>> We waren op 4 september uit Melsbroek vertrokken om 14:00 u, en ontscheepten in de vroege namiddag van 5 september in Moanda. Moanda was een klein vliegveldje aan de kust van de Atlantische Oceaan, in Beneden-Kongo gelegen. Dit was het enige vliegveldje van de ganse kuststreek. Drie keer per week werd de post met een DC3 met geregelde vlucht vanuit Leo overgevlogen.
>> De weinige kilometers kust, de enige die Congo had trouwens, was zeer geliefd bij de kolonialen uit Leo die deze, op zoek naar frisse zeelucht, zeer dikwijls bezochten. Le Mangove, een prachtig hotel, strekte zijn sierlijke tuinen uit tot aan de rotsachtige kust, die een dertigtal meter boven de zee uitstak. Vanuit dit enig uitzicht kon men in de verte, in een bundel van schuim, het Portugese punt van Angola ‘Sint Antonio’ waarnemen.
>> Enkele kilometers hier vandaan bevond zich de haven van Banana, de eerste Congolese haven op de monding van de Congo. Deze haven werd er in 1952 voor de Metropolitaanse Zeemacht aangelegd. De basis van Kitona zelf werd gebouwd op een reusachtig plateau op 12 km van de kust.
Aankomst in Kitona.
C-119 Flying Boxcar.
>> Het traject van Moanda naar Kitona per camion, leerde ons de uiterst slechte wegen van Beneden-Congo kennen: pistes van rood stof met de onvermijdelijke putten, welke zo talrijk waren dat die eerste reis op Congolese pistes bijna vermoeiender was dan onze ganse vlucht.
>> Op de Basis van Kitona zelf, werden we hartelijk ontvangen. We werden omstuwd door geestdriftige officieren, onderofficieren en commando’s. Allen hadden een stralende glimlach omdat we hen kwamen aflossen en zaten met het aangename vooruitzicht terug te mogen keren naar het thuisland, dat ze acht maanden geleden hadden verlaten. Een snelle rondrit op de basis liet ons kennis maken met de wegen en de gebouwen, waarin wij gedurende enkele maanden zouden verblijven.
>> Bijna drie weken nadat we op Congolese bodem waren geland, geraakten we vertrouwd met de Basis en met zijn altijd grijze hemel, een ontgoocheling voor dezen die een eeuwige blauwe lucht hadden verwacht, maar ook met zijn mooie bloemperken en zijn prachtige parken en inlanders.
>> Alle dagen hadden we met tientallen zwarten omgang. Het waren werknemers op de basis, zoals daar zijn: chauffeurs, koks en boys. Ze waren nogal vriendelijk, meegaand en hadden een glimlach die tot achter hun oren liep (sic). Wij waren hier aangekomen voor een periode van tien maanden en hadden bijlange nog geen ‘koloniale reflex’. Onze eerste gedachte was er één om de zwarten te beklagen: ze leefden sober, bijna karig, aten weinig en trokken ogen zo groot als biljartballen bij het zien van een uurwerk, aansteker of jeep. Onze Europese levensstijl en opvoeding deden ons verwonderd opkijken en we vroegen ons af: “waarom ze niet over hetzelfde comfort beschikten als wij”? Een vraag die wellicht dieper gevoed werd door onze gevoelens van medelijden met deze ‘arme zwarten’. En waarom gaven we hen van tijd tot tijd niet eens een ‘matabiche’ (soort fooi of extraatje)? Nochtans hadden de ‘anciens’ ons gewaarschuwd. “Hoedt u” hadden ze gezegd, “…de simpele geest van de zwarte begrijpt niet waarom u hem vandaag iets geeft omdat hij uw schoenen goed gekuist heeft en hij morgen niets krijgt, hoewel uw schoenen even goed gekuist zijn”. Toch waren we sceptisch en beoordeelden de anciens nog als ‘harde kolonialen’. BAKI was een mooie basis en in de komende weken, volgend op onze aankomst, zouden we ze nog beter leren kennen.
Enkele foto's, anno 1959, geven u een beeld van de Belgische militaire basis in Kitona.
>> Na de verkenningen en de voorbereidende werken die in 1952 begonnen, werden de eerste definitieve constructies op BAKI volledig afgewerkt vanaf 1954. Dit hele complex dat zich in Kitona (BAKI) bevond en waar wij gelegerd waren bevatte eigenlijk, onder de benaming ‘Basis van Beneden-Congo’, een lucht- en landmacht basis. Verder bevond er zich een Zeemacht basis in Banana met een depot in Boma. BAKI groepeerde alle technische installaties en werkplaatsen voor het onderhoud van het materieel en die nodig waren voor het levensonderhoud van het Belgische en Congolese personeel. Genie, QM, Ordonnans, TTR, Medische Diensten, etc., vormden een geheel van allerlei werkplaatsen, openbare diensten voor water en elektriciteit en onderhoud van het wegennet op de basis, beschikte over indrukwekkende keukeninstallaties, frigo’s, etc.
Belgische paracommando's van het 4de Bataljon Commando in de omgeving van Kitona (1959).
>> BAKI bevatte eveneens een riant dorp van een honderdtal villa’s voor de gehuwde permanente militairen (BAKIVILLE), een kampement voor een bataljon paracommando’s met o.a. een ‘transitkamp’ voor eenheden op doortocht, verschillende messgebouwen, kantines, een grote cinemazaal (die weldra zou klaar zijn), sportinstallaties met zwembad en training accommodaties. Verder een nieuw hospitaal met 150 bedden, scholen voor de kinderen van de Belgische militairen en voor de Congolese kinderen, een mooie kerk, etc. Al deze gebouwen waren nieuw en modern. Een groot vliegveld, voor vliegtuigen tot 80 ton, met technische installaties was in opbouw. Dit vliegveld moest eveneens dienen als uitwijkbasis voor de grote burgervliegtuigen, die in geval van slecht weer omgeleid moesten worden uit Leo of Brazzaville. Dit vliegveld werd in dienst genomen in mei 1960, net op tijd om de versterkingen op te vangen die verreisd waren wegens de situatie in juli 1960. In afwachting was er een voorlopig vliegveld in gebruik in Moanda, op enkele kilometers van de basis. Het was trouwens op dit vliegveld dat we geland waren bij onze aankomst in Afrika.
Parachutage op de DZ Kitona. Dit luchtbeeld geeft u een zicht op de Basis:
1. STAF-blokken.
2. Blokken TROEP met paradegrond.
3. Infirmerie en voorlopig hospitaal. Daaronder: blokken vast-kader.
4. Ateliers en loodsen voertuigen, genie, ...
5. De bakkerij en de wasserij van de basis.
>> In Banana bevonden zich alle nodige installaties voor de schepen van de Zeemacht. Een grote haven was in opbouw, een school voor het Congolese personeel van de ‘Maintenance’ (onderhoudsdienst) functioneerde al sinds twee jaar. Deze moest marine-mekaniekers en monteurs 600 PK vormen. De studies lagen op hetzelfde niveau als in Europa. Het doel was dubbel: opleiding van de technische kaders van de toekomstige Congolese Marine en scholing van vissersboot-kapiteins. Deze school, evenals de Technische School van Kamina die luchtvaartspecialisten vormde, waren enig op Afrikaans gebied. De opleiding en het verblijf van de leerlingen was er gratis. Meer zelfs: ze ontvingen een salaris.
>> Maar dit alles zou niet afgewerkt raken: BAKI moest volledig afgewerkt 1,1 miljard BEF (27.000.000 €) kosten, er werd echter maar voor 700 miljoen (17.500.000 €) aan de werken uitbesteed. Overal waren bouwwerven en arbeiders te zien. Gelukkig beschikte BAKI over een betonnen wegennet, dat voor ons moeilijk te begrijpen viel, als men de erbarmelijke toestand van de wegen in de brousse onder ogen houdt, met hun talrijke modderpoelen. Toch moesten we toegeven dat de aanplantingen de meeste bewondering opwekte. Ten koste van ongelooflijke inspanningen waren de Belgen erin geslaagd om op een plateau van onvruchtbaar zand, bloemen en bomen aan te planten (één emmer water per plant en per dag tijdens het droge seizoen!) BAKI was dan ook een fleurige basis met talrijke bloemrijke struiken. Overal groeiden jonge bomen, eucalyptussen, bamboe, oogverblindende bloemen en zelfs jonge palmbomen. Vele van deze bomen reikten al hoger dan de dakgoten. En in de tuinen van het ‘permanente personeel’ waren ze zelfs fier op enkele anjerstruiken.
Vliegveld van Kitona: fitting van de valschermen en klaarmaken voor sprong.
>> Het was nadat we de ‘Avenues’ van de basis doorkruist hadden dat onze begeleider ons naar de ingang van het kamp terug bracht en onze aandacht op een didactische richtingaanwijzer wees. Een symbolische wegwijzer weliswaar, waarop we enkele afstanden konden aflezen: Moskou – Parijs – New-York en natuurlijk ook BRUSSEL: 6.014 km.
>> Dit kleine detail bracht ons terug naar de werkelijkheid: we waren in Congo aangekomen. Alleen God wist voor hoelang? Mocht dit alles eindigen onder de tekens van plicht en eer <<.
De bewuste 'wegwijzer' waarvan sprake...
De geschiedenis van de Basis van Kitona.
Rotsklimmen op de kliffen van Moanda.
Al vanaf het moment dat het 4de Commando zijn kwartieren begin 1959 had opgeslagen in Kitona, vertoonde de basis al alle aspecten van een perfect georganiseerd militaire kampement. Hier en daar zag men nog wel enkele bouwwerven in volle activiteit, maar de afwerking benaderde al dicht zijn eindfase.
Tijdens ons verblijf werden we deelachtig aan de inwijding van vijf bijzondere gebouwen, waaronder: de kerk, een waar juweeltje, de cinema met ultramoderne projectieapparaten en geklimatiseerde bezoekerszaal, het hospitaal zoals ik er weinige heb gezien, de landingsbaan op het vliegveld van waarop de Boeings 707 in 1960 zouden opstijgen en uiteindelijk ook de COM-blokken, die speciaal ontworpen waren voor de STAF van een bataljon.
De eer van de planning en realisatie van deze basis komt volledig ten goede van Genie-kolonel Henri Desmet en zijn ploeg officieren en onderofficieren. Van de hoogste tot de laagste in graad hebben ze het beste van zichzelf gegeven om er een grandioos geheel van te maken. Deze realisatie strekt het leger en België tot eer en zal nog lang als een symbool van de Belgische ‘goodwill’ in het hart van Afrika dienst doen. De moeilijkheden die dit handjevol manschappen heeft moeten overwinnen zijn niet te beschrijven, daar ik ze zelf niet heb meegemaakt. Alleen de uitvoerders van dit heldenfeit kunnen er over praten, daar enkel zij de knelpunten en de moeilijkheden aan den lijve hebben ondervonden. De bijzonderste figuur is hier ontegensprekelijk kolonel Desmet.
Eerst wil ik toch hulde brengen aan de ganse ploeg pioniers die blijk gaven van wilskracht, talent, en ook volharding en doorzettingsvermogen. Tevens citeer ik hieronder de tekst, aangebracht in ons fotoalbum boven de foto van kolonel Desmet: (…) De kolonel blijft voor ons de ‘vader van de Basis van Kitona’. Hij ontwierp de basis voor de troepen in het algemeen, maar voor het 4de Commando in het bijzonder. Wij zijn hem veel verschuldigd. We benoemden hem tot ‘Ere-Commando’ en hebben hem als souvenir een ‘dagger’ (commandodolk) overhandigd (…). Met wat hier volgt wil ik in enkele lijnen het verloop en de geschiedenis van de bouw van ‘Zijn Basis’ schetsen en gebruik hiervoor graag de woorden van kolonel Desmet.
>> De beslissing om een militaire basis neer te planten in Beneden-Congo, dicht bij de monding van de Stroom, werd door de Belgische Regering genomen tijdens de tweede semester van 1951. De verkenning en de keuze van plaats en inplanting werd gedaan door generaal Kestens. Deze beslissing omvatte de oprichting en installatie van een Zeemachtbasis in Banana (inclusief een depot voor artilleriestukken en munitie, die bestemd waren om in tijd van oorlog de Belgische Handelsvloot in Boma te bewapenen) en een lucht- en landmacht basis in Kitona. Voorrang in afwerking werd gegeven aan de bouw van de vlootbasis.
De ‘Baobab of apenbroodboom'.
De pioniers.
Het vaandel van het 4de bataljon Commando.
>> De eerste ploeg, ‘DE’ pioniers, bestond uit zeven personen. Ik citeer hier de namen voor het nageslacht:
>> Genie-majoor Desmet Henri,
>> Genie-kapitein Neef Joseph,
>> Mijnheer Deseyn Henri, conducteur der Militaire Gebouwen,
>> Adjudant Vanhoorshaegen Emiel, secretaris.
>> De dienstplichtigen:
>> Sergeant Engelen en de soldaten Devries en Heuvaert, architect-tekenaars.
>> Majoor Desmet, Mr. Deseyn en Sergeant Engelen hadden Brussel met een militaire DC4 verlaten op 8 april 1952, met bestemming de Basis van Kamina en met het vooruitzicht om er een veertiendaagse stage te ondernemen. De rest van de ploeg onder leiding van kapitein Neef verliet Brussel op 24 april 1952 aan boord van een DC3 en met 2 ton aan materieel.
>> Nadat ze zich in Leo hadden gegroepeerd bevond de ploeg zich op woensdag 30 april 1952 aan de kust, waar ze zich in Vista vestigden. Daar verkeerden ze in de mogelijkheid om een 8 à 9-tal van de 23 bestaande woningen te huren. “Voor ieder van ons was de teerling geworpen” schrijft kolonel Desmet.
>> Diezelfde namiddag hadden we ons allen ingericht op ‘ons domein’ dat later eens de mooie Basis van Kitona’ zou worden. Beeldt u zich een enorm woestijnachtig plateau in, begroeit met hoog savannegras en hier en daar een eenzame boom, de overal aanwezige ‘bolboom’ (de kolonel heeft het hier over de ‘Baobab of apenbroodboom’ (Adansonia), één van de acht geslachten dikstammige bomen uit droge, warme gebieden. De bomen worden 5 tot 25 m hoog en hebben een uitzonderlijk grote stamomtrek. De diameter van de Afrikaanse baobab kan tot 11 m bedragen, met een stamomtrek die tot 34 m kan reiken. N.v.d.r.). Geen levende ziel te zien, kilometers in de omtrek. De enige, talrijk aanwezige levende wezens waren de jakhalzen, slangen en ‘reuzenraven’. En niet te vergeten: de miljarden mieren. En dan hebben we nog de aasgieren die onder de brandende zon ‘deze menselijke indringers’ beloerden. Overal heerste er een verschroeiende hitte. We waren 30 april, de warmste periode van het regenseizoen, dat in dit gezegende jaar 1952 het warmste jaar was dat ik hier ooit meemaakte.
>> Het grondplan van de Basis, enkele weken voordien zorgvuldig afgebakend door een ploeg topografen van het Geografisch Instituut van Belgisch Congo uit Leo, had een oppervlakte van 1.953 ha in de vorm van een onregelmatige zeshoek van 6 km bij 3 km. Maar vindt eens zes stroken beton met een tussenafstand van meerdere kilometer, verloren in de twee meter hoge ‘matiti’ (hoog opgroeiende savannegras). Hoe eigenaardig ook, maar we hebben ze gevonden. Dank zij een goed kompas en een degelijk uitgerust wagenpark (Willy-jeep). Er werd me dikwijls de vraag gesteld: “hoe we, eens we terecht gekomen waren in dit uitgestrekt stuk godvergeten natuur, begonnen zijn”? Ik zal u dit proberen uit te leggen.
>> Wanneer men over weinig beschikt, is men dolgelukkig met elke kleine vooruitgang die men maar kan boeken. Zo waren we begonnen met een keuze te maken uit één van de weinige bomen die zich daar bevonden. We kozen deze die het meest bebladerd was als onze verblijfplaats. Gedurende verschillende maanden deed deze boom dienst als ons eerste basiskamp: hij vervulde de taak van werktuig- en materiaaldepot (die we ’s avonds verlieten en nooit, een grote nooit – werd er iets gestolen), diende als parasol, refter voor de casse-croûte, of bureel voor het personeel van de bouwwerf, etc. Een tent die we geleend hadden bij de ‘Force Publique’ in Banana, werd onder onze dierbare boom opgesteld. De boom kreeg meteen de eigenschappen van een ‘luxueuze kazerne’.
>> Een andere rijkdom in onze ‘bled’ was een pad: het enige trouwens. Of beter gezegd, een piste die de dorpen Maka en Nyera met Kitona verbond. Zeer uitzonderlijk vormde deze weg een mooie rechte lijn over de ganse lengte van onze hele concessie. Die piste werd onmiddellijk gebruikt als ‘rooilijn’ voor de toekomstige basis. Verbreed tot 21 meter werd deze eenvoudige piste later de 9de Avenue genoemd.
>> De eerste maanden besteden we aan verkenningen en boringen naar water, zand en rotssteen, om de bouwwerken van Boma en Banana te kunnen verwezenlijken (ter herinnering: deze hadden voorrang in het programma) Verder maakten we een studie van het volledige voorproject van de Basis van Kitona, met inbegrip van kostenraming en de totale duur der werken.
>> Met mijn opdracht op 2 september 1952 terug in België, had ik de eer om het hele project op 12 september 1952 ter goedkeuring aan de heer minister van Landsverdediging, generaal Degreef, te mogen voorleggen. De beschrijving van de Basis van Kitona bevatte documenten, plannen, voorprojecten, budgettaire schattingen en uitvoeringsplannen, allemaal getypt in vijf exemplaren. Na goedkeuring noemden we deze ‘de Bijbel’. Zoals aan alle projecten van menselijke aard, dienden ook hier in de loop der jaren kleine aanpassingen aangebracht te worden.
>> Na deze fase en op 24 september 1952 terug in Kitona, had ik met ‘de Bijbel’ op zak snel de eerste aanbestedingen voor de werken gedaan. Sommige pessimisten lieten zich soms ontvallen: “Ze groeit niet snel, deze Basis”. Maar een paar maanden later keken ze stomverbaasd naar de twintig gebouwen, die gelijktijdig in deze woestenij van Kitona uit de grond oprezen. Dat is, wat van deze ‘bled’ geworden is de 30ste juni 1960 en die u allen hebt gezien. <<
Hier eindigt het relaas van Kolonel Desmet. Voor hem eindigt het verhaal van de Basis van Kitona altijd op 30 juni 1960. Nooit zou hij de waarde van zijn werk kennen. “Niets kan ons weerhouden om te verklaren hoezeer de ontwerpers aan ‘Hun Basis’ gehecht waren en in het bijzonder aan hun goede Congolezen” schrijft luitenant Bruneau in zijn relaas.
In Kamina, Kitona en Banana werd niets onverlet gelaten om het welzijn en de intellectuele ontwikkeling van de zwarte bevolking te helpen verhogen. In een riant dorp, dat voorzien was van een weelde aan bloemen, in stenen huizen met rode daken, daar woonde de Congolese bevolking. De gemeubelde huisjes beschikten over stromend water en elektriciteit, twee grote voordelen in Afrika. Ze lagen rond een groot sportterrein en grensden aan het dorp waar de ‘algemene diensten’, het bureau van de gewestbeheerder, economaat, een restaurant aan goedkope prijzen (11 fr. = 0,27€ voor een volledige maaltijd), kledingwinkels, bar, kantine, bioscoop, wekelijkse markt, etc. waren gelegen. Maar de mooiste verwezenlijkingen waren zeker de school, de sociale dienst en het dispensarium met toegewijde leraars. Deze bestonden uit dienstplichtigen en Congolezen, verder sociale assistenten, huishoudhelpers(ters), geneesheren en aalmoezeniers. Maakten hier eveneens deel van uit: de echtgenoten en kinderen van het permanent militair personeel.
In 1959 telde de lagere school 715 leerlingen. De gezondheidsdienst van Kitona stond in voor ongeveer 8.000 raadplegingen, zonder de duizenden speciale consultaties voor zuigelingen en prenatale mee te rekenen. Dit illustreert voldoende de toewijding en het verrichtte harde werk zonder verpozen der twee uitzonderlijke verpleegsters, van oud Koreagedienden en overbelaste artsen. De sociale dienst gaf lessen in snit en naad, koken, kinderwelzijn, rekenen en Frans. De maandelijkse aanwezigheidsgraad lag boven de 500 vrouwen.
Het is hier misschien opportuun om hen, die verkeerd waren ingelicht als het over de vergoedingen van het Congolese personeel gaat, dit eens nader te bekijken. De barema’s en wettelijke salarissen waren vastgelegd door wetteksten. Op de basis werd een werkman aangenomen in klasse 1, de laagste klasse, maar na een week van goede dienst werd hij bevorderd tot klasse 2.
De globale vergoedingen bestonden uit een reeks voordelen, waaronder: het salaris, de familiale vergoeding voor vrouw en kinderen (hoger dan in België), kledij voor de man en enkele kledingstukken voor vrouw en kinderen, huisvesting voor het ganse gezin. Indien het gezin geen definitieve woning betrok op de basis, kregen ze een vergoeding voor de huur van een degelijke woonst, medische verzorging, één deken per persoon, etc. De ‘posho’ of het weekrantsoen bestond uit : één volledig rantsoen voor de man, een half voor de vrouw en een kwart per kind. Dit rantsoen bevatte: 8 kg brood, 1,200 kg vers vlees, 1 kg bonen, erwten of linzen, 1 kg groenten, 560 cl palmolie, suiker, zout, koffie of the, etc. Om meer variatie in hun voeding, zoals hierboven aangegeven, te steken werd deze soms afgewisseld met: maniokbloem, rijst, maïs, bananen, arachiden, gerookt vlees, verse of gerookte vis, etc.
Dit had als gevolg dat een ongehuwde werkman, eens gevoed en gekleed, nog over een 1.000,-fr (ongeveer 25 €) aan zakgeld per maand beschikte en een familie met twee kinderen gemakkelijk 500,-fr (ongeveer 12,50 €) op de spaarkas kon plaatsen, na aftrek van de toegestane ontspannings- en andere uitgaven. Als men deze lonen vergelijkt met deze die in België golden lagen ze dus hoger. De Congolees had geen bijkomende kosten wat verwarming en winterkledij betrof. De zwarten op de basis leefden, aan hun vriendelijkheid en vrolijkheid te zien, gelukkig. Zelf hadden ze hun dorp ‘Kalamvya Elengi’ gedoopt, wat ‘het gelukkige dorp’ betekend. Dit kleine wereldje blaakte van gezondheid en de families waren relatief welvarend. Het aantal kinderen bereikte een gemiddelde van 2,5 per vrouw. In de omgeving van de bases van Kamina en Kitona werd het geboortecijfer op een lager gemiddelde gebracht dan in België (...).
Muts-embleem 2 Batajon Commando.
Ook de Basis van Kitona speelde een belangrijke rol tijdens de gebeurtenissen van 1960. Op deze Belgische militaire basis – die net als deze van Kamina (BAKA) zowel over kampementen voor grondtroepen, als over een eigen vliegveld met bijhorende complexen beschikte – werden hoofdzakelijk de Groene Mutsen ondergebracht. Vanaf 1959 maakten ze deel uit van een nieuwe eenheid, opgericht als gevolg van de onlusten in januari 1959: het 4de Bataljon Commando. Deze eenheid zal eind 1962 ontbonden worden als actieve eenheid en de Reserve-eenheid van het Regiment Para-Commando worden. In die Reserve-eenheid kwamen de ‘rappelé’s’ dan terecht (zowel Rode als Groene Mutsen). Het kader werd gevormd door de instructeurs van het CE Commando. Op het hoogtepunt van de onlusten in juli 1960 werden daar echter ook Mars compagnieën gestationeerd. De Belgische troepen werden ook daar, onder druk van de VN, vanaf augustus 1960 overgeplaatst naar Ruanda-Urundi tot midden 1962 (Ruanda en Urundi worden twee autonome staten: Rwanda & Burundi). De Belgische troepen keren allemaal terug naar België en hiermee eindigt de zgn. Afrika-periode van het Regiment para-Commando.