Getuigenis van Richard BEKKERS / 12Cie – 2 Bon COMMANDO
Ik heb de tekst van R. Bekkers – buiten enkele puur zins-gebonden ingrepen – integraal overgenomen. Daar waar nodig, heb ik voor de duidelijkheid, verklarende teksten bijgevoegd. Deze staan […] aangeduid, met vermelding N.E.H. E. Hoedt
Het stond in grote zwarte letters op onze muren binnen onze refter uitgeschreven, hoog genoeg ook opdat iedereen het goed zou kunnen lezen: « United we Conquer ». Wat hier stond was de wapenspreuk van onze Commando eenheden in 1942, dat ons nog meer onderdompelde in de speciale Commandospirit...
Het was onze RSM [Regiment sergeant-majoor, N.E.H.] van weleer, adjudant De Wilde (†), die met zijn robuuste voorkomen van de Commando ‘Pure Sang’ – die er met zijn persoonlijke interpretatie en meestal grijnzend – zijn voor ons soms bijna onhaalbare bedoelingen en verwachtingen aan gaf en ons hiermee wilde duidelijk maken: « Jullie, Commando's…jullie kunnen ALLES. Maar laat je verd...niet te stekken nemen... want dan krijgen jullie met mij te doen... » Eerlijk gezegd was een ontmoeting met hem, wanneer hij het nodig vond om zelf eens « een probleem achter de pelotonsblokken af te handelen » voor de meesten onder ons niet echt een aanrader te noemen! PRACHTIGE HERINNERINGEN HEB IK AAN DEZE MODELCOMMANDO OVER GEHOUDEN!
En wanneer we uiteindelijk op 26 september 1964 met nog een negentigtal overgebleven kandidaat paracommando’s van de 12de compagnie deze slogans nog maar eens op ons bord kregen ‘gepresenteerd’ en als we dan eindelijk onze Groene Commandomuts - na het bevel « Mutsen op » – gezamenlijk uitvoerden… [Het voor elke kandidaat-paracommando ‘bevrijdende moment’ wanneer hij na een keiharde vooropleiding, tijdens de ‘mutsenparade’ eindelijk de fel beheerde Rode of Groene Baret mag opzetten, N.E.H.] terwijl we er het applaus van het aanwezige publiek als extra bij kregen... dan voel ik me zeer gelukkig en blijft dit tot en met vandaag nog altijd als een onvergetelijk moment nazinderen. Het feit dat ik mijn muts uit handen van majoor Minne van het 1 Para Bataljon ontving vervulde me achteraf nog met meer trots en vreugde… [Majoor Minne was de Bataljonscommandant van het 1 Para, die tijdens « Rode & Zwarte Draak » een zeer prominente rol vertolkte, N.E.H.]
Na de mutsuitreiking en na ons verlengd verlof (2 dagen extra), gaan we op 02/10/1964 per vrachtwagen Bedford richting het C.E.Para in Schaffen [Het Opleidingscentrum voor Militaire Parachutisten, N.E.H.], waar we na het uitvoeren van zeven sprongen ons Parabrevet zouden moeten ontvangen. Helaas krijgen we er te maken met guur herfstweer; gevolg: na onze grondtraining van 10 dagen voerden we slechts vijf sprongen van de zeven uit (drie uit de ballonkooi, waaronder één sprong met ‘chestbag’ en twee uit het vliegtuig [Een opberghoes in canvas waarin je persoonlijke bewapening, munitie en materiaal wordt opgeborgen. Tijdens de latere ‘operationele sprongen’ springen vooral de FALO-schutters met deze materiaaltassen. De chestbag wordt verticaal onder je reserveparachute bevestigd en wordt vanop een 50-meter voordat men contact met de grond maakt aan een canvaslint neergelaten en bengelt een vijftal meters onder de valschermspringer. Dit loskoppelen gebeurde door beide bevestigingshaken die aan het valschermharnas zijn vastgeklikt met een eenvoudige duimbeweging los te maken, N.E.H.]). De sprongen uit de ballonkooi gebeurden van op een hoogte van 800 Ft met de aloude Engelse type-X valschermen; de sprongen uit de C-119’s werden met de Franse TAP-parachutes uitgevoerd. Door het ongunstige weer moesten we na drie weken verblijf in de Paraschool plaats maken voor de 14de compagnie (Franstalig) van het 2de Commando, die op haar beurt haar sprongopleiding zou aanvatten.
Vandaag in 2008 schiet me nog één feit te binnen: slechts één (1) dienstplichtige Commando van onze compagnie weigerde bij zijn 3de ballonsprong te springen. Zijn Groene Commandomuts werd hem onmiddellijk terug afgenomen, na op het verslag bij de compagniecommandant te zijn verschenen. Onmiddellijk daarna verliet hij Schaffen als PSL.
Ik heb hierover nog altijd mijn persoonlijke bedenking: het moet voor onze betrokken vriend een zware innerlijke strijd geweest zijn, vooral daar hij al een aantal sprongen had uitgevoerd (en niet te vergeten een zeer zware vooropleiding achter de rug had) Ik ga er nog altijd van uit dat men onder dergelijke omstandigheden nog meer moed nodig heeft om NEE te DURVEN zeggen en door sommigen als een ‘loser’ of een ‘kakkenvent’ te worden bestempeld, in plaats van met een ‘bescheten broek’ te blijven springen. En uiteindelijk dus toch te kiezen om de elite-eenheid te verlaten [Dit is uiteraard een persoonlijke interpretatie van Richard Bekkers. Elkeen benaderd dergelijk voorval vanuit eigen inzicht. Het is nu éénmaal de harde regel en wet bij de paracommandotroepen, dat als men éénmaal zijn muts heeft behaald, men zijn verdere opleidingsfase MOET afwerken. Elke weigering wordt er beschouwd als « weigering van bevel », een vergrijp waarop zeer zware sancties staan. Bij het Regiment betekent dit: het afnemen van de muts en acht dagen cachot en, zoals Richard het hier aangeeft niet zelden verwijdering uit het bataljon. En in die tijd betekende dit over het algemeen: verder zetting van zijn dienstplicht in een eenheid in de BSD, N.E.H.] Ik heb in mijn verder leven nog vele parachutesprongen uitgevoerd (zowel AO als OR) en ik denk dat men door te kiezen voor ‘weigering’ men ook over de nodige ‘ballen aan zijn lijf’ dient te beschikken. Hoe contradictorisch dit ook maar moge klinken! Verder hadden we nog twee jongens die een voetbreuk opliepen, waardoor ze niet met ons naar Afrika zouden vertrekken. Spijtig voor hen!
AANLOOP TOT OPERATIE DRAGON ROUGE.
« We’re marching to Stanleyville and we don’t give a damned shit for Soumialot, Gbenye, Mulele or Nkrumha…» (uit een huurlingen lied, dat in Congo toen in zwang was)
Op 04/11/1964, viert de Stad Antwerpen zijn 20 jarige herdenking van zijn bevrijding in 1944 door de Commando’s. Wij de 12e compagnie, zullen die zaterdagnamiddag een demonstratiesprong uitvoeren op het vliegveld van Deurne, teneinde deze feestelijkheden wat luister bij te zetten. We stijgen op in Melsbroek en tijdens onze vlucht naar Deurne kruist de leading despatcher zijn armen hoog boven het hoofd: het teken voor ons, die wachten op het bevel « STAND UP » , dat de sprong gecanceld wordt…! De felle opkomende wind die de veiligheid in het gedrang brengt, is hier de boosdoener... Dan voeren we maar met de drie vliegtuigen een stormlanding ‘avant la lettre’ uit… Ondertussen marcheert de 14Cie vanuit Schaffen naar Antwerpen; en de 16Cie voert een amfibielanding met rubber boten uit op de kaaien van ‘t Sheld. De volgende dag defileert het ganse bataljon dan door Antwerpen...
Terug in Flawinne, blijven we steeds in Stand by om onze twee laatste sprongen uit te voeren, teneinde onze wing's te behalen [Parabrevet A, veruitwendigd door de typische gevleugelde parachute, boven de rechter bovenzak van je uniform gedragen, N.E.H.]. Het weer blijft echter guur en vooral erg winderig. Dan worden we plots – en dit midweeks en zonder verdere informatie – voor 2 dagen op verlof gestuurd; op 16 november worden we terug in de kazerne verwacht (mochten wij, de dienstplichtigen, toen bepaalde voorbereidingen niet zien of horen…???) Feit is dat we onmiddellijk na onze terugkeer nieuwe consignes krijgen: dat betekent o.a. dat alle uitgaande post voorlopig geconfisqueerd wordt..., omdat we op een groot NATO manoeuvre naar Turkije gaan vertrekken. Vanaf dit moment draait de militaire molen non-stop.
We krijgen van onze QM-bediende [magazijnier bij het leger, N.E.H.] een kapitula [is een lichte korte broek, tot net boven de knieën. Tijdens de Afrikaperiode van het Regiment behoorde deze tot de standaardkledij van de troepen in Congo en later Ruanda-Urundi, N.E.H.], een zonnebril, enkele stukken extra ondergoed en verder nog een paar reserve ABL-bottines (tweedehands uiteraard). Tenslotte wordt aan het munitiedepot scherpe munitie [oorlogsmunitie, N.E.H.] afgehaald voor een compagnie ‘op oorlogsvoet’...! En dit alles voor een NATO oefening? We begrijpen er NIKS van…we WETEN NIKS…en we stellen ons vreemd genoeg hierover ook bijna geen vragen. Ik word door onze 1ste luitenant Joveneau ontboden: deze benoemt me tot ploegoverste [korporaal, N.E.H.] van de 1ste sectie / peloton B.
Op 18 november, na een speciale en een heerlijke maaltijd, daar bovenop nog enkele goed voorziene zakrantsoenen voor de uren die volgen, verlaten de vrachtwagens één na één onze kazerne. Aan de poort van onze Corps de Garde staat onze RSM, adjudant Dewilde. Hij heeft voor iedere stapvoets vooruitrijdende vrachtwagen geladen met Commandosoldaten een goed woord of een schalkse opmerking in petto. Dit in zijn eigen persoonlijke stijl die we van hem zo gewoon zijn. Wij beantwoorden dit van onze kant met uitgestreken gezichten, vooral als hij grijnzend zegt: « …mannen, als jullie het niet klaar spelen…kom ik jullie met de rest van het Bataljon helpen!!! » Prachtige kerel, die RSM...
Het is al volledig duister wanneer we via een kleinere zijingang het door de natuur goed gecamoufleerde militaire Vliegveld van Kleine Brogel in Noord - Limburg binnen rijden. Plots denk ik eraan dat mijn ouders, die hier op slechts 15km afstand in Overpelt wonen, zich zeker niet bewust zijn dat hun enige zoon zich zo dicht bij hun haardstede bevindt. Op deze dag, 18 november 1964, precies op mijn moeders vijftigste verjaardag, zal ik aan de ‘reis van mijn leven’ beginnen! Er bestond een ‘gentlemen agreement’ met de pers over onze reisbestemming en over het doel ervan. Toch bleek dit voor bepaalde kranten het beste middel om meer lezers aan te trekken. Op hun eerste pagina prijkte een artikeltje waarin vermeld werd (…) dat een Belgische Para- Commando eenheid zich op het eiland St. Helena bevond (…), zonder zich af te vragen of ze hiermee de vooraf gemaakte geheimhoudingsafspraken niet schonden en of ze hierdoor het welslagen van deze moeilijke opdracht niet in gevaar brachten?
Het 1Bataljon Parachutisten is reeds volledig ter plaatse; zeer kort ontmoet ik er nog Willy Nulens, een jeugdvriend van mij die ook afkomstig is uit ons kleine gehucht en die net als ik ook werkzaam is in de grauwe Overpeltse fabriek. Hij is korporaal- milicien bij het Peloton Mortieren 4''2 in de Stafcompagnie van het 1Para. Fluisterend zegt hij me nog snel: « …dat onze reisbestemming Congo is... » en hij voegt er onmiddellijk aan toe « …om hierover mijn bakkes te houden… » Ik hou me daaraan… Kort na middernacht zijn we dan ‘Airborne’ en we bevinden ons in de grote Amerikaanse transporttoestellen: de fameuze C-130 Herculesvliegtuigen; toestellen trouwens die de meesten onder ons nog nooit eerder hadden gezien.
HEMELVAARTSEILAND…
Picture Luc Janssens
Dicht bijeen gezeten in de propvol geladen toestellen trachten we wat te slapen; onze ‘pseudo rust’ wordt rond 05.00Hr in de morgen onderbroken voor een fuellstop op de Canarische Eilanden (natuurlijk weten we niet waar we zijn!!!) De vliegtuigdeuren blijven meestal dicht…
Stelt u zich het volgende voor: vierenzestig paracommando’s in volledige uitrusting, samen met hun despatcher crew [ploeg spronginstructeurs uit het trainingscentrum voor Parachutisten in Schaffen, N.E.H.] samengepakt voor een vlucht die tot in de namiddag zal duren; en natuurlijk ook mannen die af en toe en afhankelijk van hun zitplaats, over een lange rij knieën moeten kruipen…om dan uiteindelijk een mini toiletpot te vinden in de staart van het vliegtuig…waar ze even als een ‘koning op zijn troon zittend’ en enkel afgeschermd door een gordijntje hun behoefte doen, wel wetende dat een soort van ‘opvangtrechter’ aan de buitenzijde van het toestel voor een ‘Belgische lozing’ zorgt… (sic)
Tijdens deze vluchturen dus, opent onze luitenant Joveneau in de voormiddag een « TOP SECRET » verzegelde enveloppe...en afgaande op de inhoud maakt hij ons diets: « …dat onze volgende halte een eiland in den Atlantic zal worden, een atol waar we onze ‘oversteek naar Afrika’ zullen afwachten… » en vervolgt hij: « we vliegen dadelijk ook over het Eiland St. Helena, waar Keizer Napoleon zijn laatste levensjaren in gevangenschap doorbracht. » Ik denk dat deze laatste informatie zeer weinigen onder ons op dat moment een moer kon schelen! Vooral als men weet dat als men een poging deed om door de kleine ‘patrijsvensters’ van deze cargovliegtuigen naar buiten te kijken, men slechts een wereldwijde oceaan zag schitteren, met heel af en toe een spoortrekkend schip heel diep onder ons…
« Set your Safety belts!!! » klinkt het plots en het toestel daalt nu duidelijk voelbaar; dit zorgt voor een vervelende druk in mijn oren. En ik die dacht om hier een palmboomeiland te zullen zien…niks daarvan echter! Enkel een naar ons toeschietend donker wateroppervlak…, dat steeds maar dichter naar ons toe komt toegeschoten…, 100m… en nog lager…, dan plots de gekende ‘touch’, gevolgd door de rook van hevig remmende rubberwielen! Met een tempo, bijna stapvoets nu, taxiet het toestel naar zijn standplaats, terwijl het luik van de laadbrug langzaam naar beneden komt…
We springen door de open zijdeuren op de betonnen landingsbaan, anderen gebruiken de loopbrug om het vliegtuig te verlaten na de stilstand. Tot onze verassing staan we plots op een erg kaal vulkanisch eiland, waardoor de eerste indruk die in me opkomt, deze is van een maanlandschap, zo geplukt uit de bekende Kuifjes strip. Hier geen wiegende palmbomen noch schone Aloha Girls, getooid in rieten rokjes en met slingerende bloemenkransen die ons hier als ontvangstcomité staan op te wachten! Het eiland zelf wordt als het ware volledig gedomineerd door een uitgedoofde vulkaan; de overal royaal aanwezige zwarte lavastof is hiervan nog altijd het tastbare bewijs…
Geen tijd voor banale toeristische reflecties: al snel klinkt het bevel tot verzamelen! Dus per peloton en met onze zware kitbag [de typisch grote militaire canvastas voor het opbergen van je persoonlijk materieel, N.E.H.] op de rechterschouder gedumpt marcheren we onder een gloeiende hitte en in colonne per drie naar onze aangewezen bivakplaats. Hier stellen we, samen met onze buddy, onmiddellijk onze M-56 tentjes op. Uiteraard staan onze tentjes hier haarscherp gelijnd opgesteld…
Iedereen dient zich hierna onmiddellijk in zwembroek en kapitula te zetten en met enigszins aangepast toiletgerief – onder andere een speciale zeep voor gebruik met zeewater – gaat het daarna in snel tempo naar het strand. Want wassen en scheren is de dagelijkse Commandoroutine, ons allen intussen wel bekend. Baard of genen baard…scheren is hier de regel!!! Als ik echter vaststel dat ik mijn kapitula in België heb vergeten, gebruik ik snel mijn Zwitsers zakmes om een meegebrachte extra Jeansbroek op gepaste hoogte van zijn lange pijpen te ontdoen… De ‘gekortwiekte’ broekspijpen worden één à twee maal omgeplooid en ik denk dat mijn versie ‘sportbroek’ iedere controle zal doorstaan! Maar natuurlijk ontsnapt deze ‘aanpassing’ niet aan het steeds keurende en scherpe arendsoog van sergeant Leten. In 'Geef Acht’ staande licht ik hem in over mijn vergetelheid, wat me echter niet vrijwaarde van één van zijn intussen door ons wel gekende formidabele uitbranders. Hij maakt me er tevens attent op, dat ik met mijn ‘ingreep’ niets meer noch minder: militaire eigendommen vrijwillig had beschadigd !!! Dus…, samen met enkele andere ‘overtreders’ krijg ik ‘piket keuken’ aan mijn been; de straf gaat de volgende morgen in…! Deze sanctie mogen wij slechts onderbreken tijdens de speciale instructieoefeningen (het inoefenen en aanpassen van de noodzakelijke C-130 Vliegtuigdril [De Belgische paracommando’s sprongen tot begin de jaren zeventig van vorige eeuw uit de C-119 FLYING BOX CAR, de toen gekende ‘dubbelstaarten’. De vliegtuigdril uit een C-130 was enigszins verschillend: om de techniek van de sprong uit 90° staande springdeuren voldoende te beheersen en de dropping en het sprongritme onder controle te houden (3 para’s / 2 sec) oefenden de Belgische militairen deze voor hen nieuwe methode hier op deze Amerikaanse Basis in, alvorens ze op hun missie zouden vertrekken, N.E.H.]); ook de bijkomende briefings, het wapenonderhoud, de PT-oefeningen (waarover de Amerikaanse piloten later met veel bewondering spraken, vooral wat de ‘harde Spartaanse stijl’ ervan betrof) en de deelname aan de ochtendparade ontsloegen ons van de opgelegde strafcorvee… Absurd van hem, vonden we…, maar we hebben met onze ‘piketploeg’ steeds uitgebreid onze maaltijden gebruikt, zonder door de Amerikaanse dienstoverste een strobreed in de weg te worden gelegd… Integendeel en met dank aanvaard: maar we hebben de vele soorten vruchtensappen uit de ‘self service’ overvloed gesmaakt. Dank u wel, sergeant !
De keiharde Commandodiscipline blijft van kracht; dit ondervinden we wanneer onze compagniecommandant ons verwittigt, dat men iedereen zijn Groene Muts en zijn wapen zal ontnemen, wanneer er ook maar één iemand betrapt wordt op enige vorm van plundering of diefstal. Discipline staat hoog in het Commando vaandel (op dat ogenblik zijn we reeds op de hoogte welke actie ons binnenkort te wachten staat in ‘den Congo’) Zulke manier van brainstorming laat natuurlijk wel de nodige indruk na. Toch heb ik hierbij nog een randopmerking. Bij onze terugkeer naar België na afloop van de operatie, dient een van onze miliciens een polshorloge in zee te werpen, waarvan hij wordt verdacht dit te hebben ‘ontvreemd’. Dit ondanks het feit dat hij beweerde het te hebben gekregen van een dankbare ‘rescapé’ [geredde koloniaal, N.E.H.] Deze Commando heeft zijn volle 15 maanden zeer goed bij ons uitgediend; maar heeft zich daarna nooit meer op een officieel paracommando reünie getoond. Zijn frustratie hierbij kan ik ten volle begrijpen, als het inderdaad klopt dat hij onschuldig van diefstal zou zijn verdacht.
Teneinde zich aan te passen aan de vliegtuigdrill C130, werd er op Ascension (Hemelvaarteiland) duchtig geoefend om deze onder de knie te krijgen. Hier zien we de manschappen van 1 Para tijdens één van deze sessies.
Maar natuurlijk was niet alles kommer en kwel en waren er ook de onvermijdelijke soldatengrappen. Zo was er een bepaald ‘exemplaar’ in mijn peloton, waarvan het oogpupil een buitengewone proportie aannam. Op het doktersrapport krijgt hij hiervoor een verzachtende zalf om dit euvel te verhelpen. Enkele dagen later gaat een andere gast van mijn peloton ook naar de dokter voor een onschuldige ontsteking aan zijn ‘Jonge Heer’. Bij zijn terugkeer toont hij ons precies hetzelfde smeermiddeltje als dit van de commando met de ‘vergrote pupil’. Onnodig te vertellen dat de hilariteit en randverhalen in de soldatenrangen hierbij hun gang gingen…
Ik ontmoet er ook terug mijn jeugdvriend uit ons kleine Limburgse dorpje, die deel uitmaakt van het 1 Para. Na de operatie en na onze terugkeer in België, zal hij als milicien-korporaal van deze lichting benoemd worden tot sergeant. Dit als speciale onderscheiding voor zijn koelbloedig en efficiënt gedrag tijdens « Dragon Rouge ». Ik ben er fier op dat hij mijn kameraad was en is gebleven, tot op de dag van vandaag!
Intussen is iedere compagnie bezig met zijn specifieke pelotonsopdrachten in kaart te brengen; ook de trainingen en briefings gaan verder. Het is enkel tijdens de zwembeurten in de oceaan (oppassen voor de haaien!) of tijdens de volgens onze normen ‘super maaltijden’ geserveerd in nooit eerder geziene ‘Self Service refters’ of s' avonds bij een korte filmvertoning in open lucht, dat er enigszins gelegenheid is tot ontspannen contacten. Tijdens deze filmvoorstellingen gebeurt het ook wel eens, dat we plots achter ons ongenode gasten ontvangen… Ik heb het over de half wilde ezels die op het eiland rondzwerven en die onverstoorbaar met ons meekijken naar de geprojecteerde B-film voorstellingen…
En dan worden er op die vroege zaterdagavond plots vuurpijlen afgeschoten...
DRAGON ROUGE…
Iedereen dient zich ASAP met uitrusting en wapens naar zijn vooraf samengestelde sticks te begeven... Het schijnt menens te worden! Kamina wacht ons op…
Na het inladen van de uitrusting en na een nogal korte ‘run’ stijgen de C-130 Hercules transporttoestellen van de 464 Troop Carriers Wing één na één op: we zijn opnieuw ‘Airborne’ en vliegen nu richting Kamina… Ons uiteindelijke objectief zal dus Stanleystad worden, een locatie in de Congolese Oost-provincie gelegen, aan de oevers van de Congostroom… [Stanleystad (nu Kisangani) is een stad in de Republiek Congo, regio Katanga. Daar bevond er zich o.a. een zeer belangrijk knooppunt van spoorlijnen en wegen, die de rijke mijnbouwcentra in de regio Katanga omsluiten, N.E.H.]
De van origine Waalse kapitein Piron – die zich echter zeer goed verstaanbaar maakt in ons eigen ‘vlaams’ – die we kennen als 2IC van onze 12Cie en die echt populair is bij onze mannen, verraste ons gisteren door ons goed zichtbaar, een gevulde plasticzak boven zijn hoofd te houden; inhoud: de felbegeerde katoenen Para-wings. Ondertussen spreekt hij volgende belofte uit: « …dat indien we als nog niet volledig gebrevetteerde para's toch samen met het 1Para bataljon zullen worden geparachuteerd op het vliegveld van Stanleystad, dat we dan NA het beëindigen van deze operatie allemaal onze ‘Wings’ zullen ontvangen… » Het dringt op dat moment nog niet echt tot me door dat dit weerom een soort van ingenieus pepmiddeltje is, die onze motivatie en ons enthousiasme nog verder moet opkrikken. En de populariteit van kapitein Piron stijgt er op dat moment nog een flink pak graden mee de hoogte in…!
Wanneer we dan in de vroege ochtenduren op de militaire luchtmachtbasis van Kamina landen, het ene toestel kort na het andere, en als we daar terug de intussen klassiek geworden lading op de schouders torsen en ons naar de vliegtuigloodsen begeven (waar we ons Spartaans bivak zullen opslaan en waar we in afwachting van de operatie zullen worden ondergebracht), kan ik me natuurlijk op dat moment niet voorstellen dat ik me hier veertien jaar later opnieuw zal bevinden in min of meer eendere omstandigheden ter voorbereiding van een andere ‘Militaire gewapende humanitaire reddingsoperatie’ (uitgevoerd op 20 mei 1978 te Kolwesi - Shaba), ditmaal als beroepskorporaal paracommando bij het 1 Bataljon Para). De slaapzakken worden per peloton op de harde betonnen vloer uitgerold (uiteraard strikt gelijnd) en we krijgen de opdracht om NU zoveel mogelijk ‘slaap te pakken’. Want in de namiddag staan ons een aantal briefings te wachten; daar zullen dan eventuele veranderingen bekend gemaakt worden.
Mijn wapen (Para FAL-M3 - 7.62mm met nummer 07630 [Parachutistengeweer met plooibare ijzeren kolf. In de jaren zestig van vorige eeuw enkel in paracommando-eenheden gebruikt, N.E.H.]) krijgt in de namiddag nog een extra poetsbeurt, en de beweeglijke stukken worden licht met olie ingewreven. In de loop van de avond proberen we nog geïnteresseerd naar een op de hangaarmuren geprojecteerde cowboy film te kijken! Om dan uiteindelijk rond 22.00Hr. (in volledige kledij) een poging tot slaap te ondernemen…
Reeds kort na middernacht worden we bruusk gewekt: we dienen alles in te pakken wat we de volgende dagen eventueel dringend nodig kunnen hebben! Een extra C-rantsoen, twee kompleet met water gevulde TAP-gourdes (die naar ‘Javel’ smaken als gevolg van de ontsmettingstabletten), etc... Sommige mannen hebben nog een reserve batterij voor de PRC-10 RADIO als extra balast in de rugzak. Onze munitie (o.a. MILLS-granaten met tape verzekerd) worden op de voorziene plaatsen opgeborgen; zelf draag ik nog een BLINDECIDE-granaat [AntiTank granaat, N.E.H.] stevig onderaan mijn rugzak vastgegespt en heb ik in lange patroontassen nog zeven gevulde reserve laders met 7.62 patronen. Dit is de dag dotatie die voorzien is voor FALO-schutter Benny van mijn ploeg, die trouwens de jongste commando van de compagnie is [Het FALO-geweer heeft een uitklapbare voorsteun, die de schutter een nauwkeuriger schietbereik moet bezorgen. In tegenstelling met het gewone FAL-geweer heeft dit wapen geen plooibare kolf. In de paracommando-fuselierpelotons beschikt iedere sectie over twee FALO-schutters]. Wapen aan de riem na het bevel tot verzameling marcheert onze 12Cie in stilte naar de vliegtuigen…
Alles gebeurt schijnbaar rustig en verloopt als een perfect geolied mechanisme: we ‘fitten’ onze parachutes, mijn FAL-M3 is vastgemaakt aan de ‘borstgrendel’ die deze Franse parachutes sluiten en bengelt nu nog op bijna kniehoogte, het borstvalscherm (reserve) wordt aangehaakt en dan volgt de laatste efficiënte controle. De laadbrug van onze C-130 rust op het tarmac; dit vergemakkelijkt het instappen van de zwaarbeladen para's. Portstick…links…LINKS! Starboard stick…rechts…REEEECHTSSSsss…VOORWAARTS…MARSSSSsss…instijgen!
Gezeten op de smalle canvasbanken, dicht opeengepakt, zitten mijn ploegleden: Benny, Jules ,Dony en Willy links en rechts, of net voor me. Deze vier rijen zitbanken bieden echt niet veel ruimte aan 64 zwaarbepakte en gewapende valschermspringers. De vier motoren draaien routineus en het wachten op de ‘take of’ begint; er word weinig gesproken, sommigen trachten te slapen of doen alsof…of is iedereen nu met zijn eigen gedachten bezig…? Volgens onze laatste briefing zou er een parachutage gepland zijn voor de 12Cie. Onze compagnie zal dus als versterking aan de eerste paragolven toegevoegd worden; de dropping zal bij dageraad gebeuren... Maar het vliegtuig blijft onbeweeglijk…enkel de motoren blijven eindeloos lang draaien…! Uiteindelijk en met kleine oogjes zien we de laadbrug terug neergaan; de despatchers geven het bevel om het vliegtuig te verlaten. De operatie is voorlopig ‘gecanceld’. Ik ben er nooit achtergekomen welke de reden precies was. Misschien werd hier een allerlaatste oefening gehouden; later deed het gerucht de ronde dat het de bedoeling was om de operatie te doen samenvallen met de aankomst van de ‘colonne Vandewalle’ [ of de ‘Ommegang’. Het cancelen van de operatie op dat moment had inderdaad als reden ‘het afstemmen van de Airborne-operatie met deze van de grondtroepen van Vandewalle, N.E.H.] in Stanleystad… Terug in de grote hangaars is het terug routine: we trachten opnieuw enkele uren slaap te vatten op deze harde betonvloer! Als we de daarop volgende nacht van 24 november uiteindelijk richting ons objectief vliegen heerst er, als ik mij nog goed herinner, niet meer spanning dan bij een trainingssprong ergens boven België. Wanneer we bij de nadering van de DZ met open zijdeuren vliegend en klaar om op het gekende bevel: « Stand Up…Hook on…Check equipment » met de sprongvoorbereiding beginnen…maken de spronginstructeurs weer het bekende gebaar: gekruiste armen boven hun hoofd…onze sprong is wederom afgelast…!
FAL M3
, parachutistengeweer met plooibare kolf.
HET UUR VAN DE ACTIE…
Het 1Para maakt na zijn sprong de startbaan vrij van alle hindernissen en ons vliegtuig zal het eerste toestel zijn dat dan zijn erg korte ‘Stormlanding’ uitvoert. Valschermen afwerpen en snel ontschepen, helm inleveren en onze groene commandomuts op het hoofd… Onze 12Cie krijgt onmiddellijk het bevel van kolonel Laurent, de regimentscommandant, om zich zo snel mogelijk in colonne achter elkaar langs beide kanten van de weg naar het stadscentrum van Stan te begeven. Als laatste, maar zeer belangrijke raad krijgen we mee: “Opletten voor sluipschutters achter of in de bomen, of verschanst in verlaten woningen” … Wapens worden ontgrendeld en in ‘Schot per schot’ afgesteld, wijsvinger tegen de beschermingsbeugel gedrukt, en minstens zes meter tussenruimte tussen iedere Commando (wat we met weinig succes trouwens trachten vol te houden). Met beperkte afstand tussen de verschillende pelotons schakelen we over op ‘Speedmars’ [Afwisselend loop- en mars cadans. Dient om in de kortste tijd een zo groot mogelijke afstand te overbruggen en is bij het Regiment een klassieke manier om zich snel te verplaatsen van locatie A naar locatie B, N.E.H.] De adrenaline giert door mijn lijf als we de eerste lijken van Simba’s in het hoge gras naast de weg opmerken; doch ons tempo en ons intens speuren naar eventuele vijandelijke posities laat ons weinig tijd om hier echt bij stil te staan. Ieder van ons is trouwens nog eens extra zwaar beladen; zelf heb ik een MAG-munitieband 7.62 mm rond mijn nek en schouders gedrapeerd, plus de extra zware patroontassen met de vereiste daglading kogels voor mijn FALO-schutter Benny (die net op 24/11/1964, vandaag dus 18 jaar wordt). Als mijn gordel steeds losser wordt – de koperen ringen waarmee we de lengte van de gordel regelen komen los door de ‘soepele toestand’ van de gordel als gevolg van het dagelijks afschuren, zodat ik een gedeelte van mijn lading dreig te verliezen (het bij bepaalde eenheden gekende ‘blancoteren’ dus. Sommige paracommandosessies gaan dan over tot het ‘vercoteren’, het insmeren en inkleuren van de gordel met een groene ‘pasta’) Ik vraag den Benny, die net voor me loopt, om even halt te houden…hij legt zich onmiddellijk achter zijn automatisch wapen op tweepoot neer om me voldoende dekking te geven; met enkele harde kolfslagen van mijne M3 plet ik de ringen van mijn gordel op die wijze dat hij me geen verlies van materiaal meer kan bezorgen…
Bij het binnentrekken van het meer bebouwde stadsgedeelte zie ik aan de linker kant tegen een muurtje, het dode lichaam van een blanke man die door een van zijn ogen is geschoten. Later verneem ik dat dit het lijk was van een Amerikaanse Zendeling Arts en over dewelke in de pers nog veel inkt zal vloeien [Richard Bekkers heeft het hier over de Amerikaanse dokter-dominee Carlson, N.E.H.]. Nadat we even onze voorlopige posities innemen op een groot kruispunt en achter de pilaren van enkele huizen in de gekende koloniale stijl, krijgt onze compagniecommandant een radiobericht om zich met een peloton meer naar links te verplaatsen, richting het ‘Kamp Ketele’. Tijdens onze vordering komen we op een dichter begroeid terrein en via een lagergelegen weggedeelte worden we op een volgende kruispunt plots onder vuur genomen. Beroepskorporaal-TS Nobels, die zich door zijn functie van radio-operator steeds in de onmiddellijke omgeving van onze compagniecommandant bevindt, wordt door een kogel in zijn bovenbeen geraakt; hij zal zich echter pas bewust worden van zijn verwonding, als zijn broek rood begint te kleuren door bloedverlies. Hij wordt snel per jeep afgevoerd. Onze sectie, die onder bevel van sergeant Maes staat, heeft zich onmiddellijk tegen een ongeveer 1 meter hoge wegberm in dekking geworpen; we proberen de plaats van waaruit de schutter ons had onder vuur genomen te lokaliseren. Onze compagniecommandant geeft bevel om de bungalow die zich op een tiental meter afstand van onze stelling achter een hoge tropische haag bevindt: « …eens te checken ». Sergeant Maes kijkt me recht in de ogen met een soort grimas, en doet teken aan onze ploeg om op zijn teken recht te springen en het spel te gaan verkennen. We vliegen recht en we springen alle vijf ook nog eens als het ware door- of over de haag. Waren we soms Olympische kampioenen ??? In ieder geval staan we allemaal in minimum van tijd met de rug tegen de muur van de witte bungalow gedrukt. We roepen of hier nog iemand binnen is…geen antwoord… Als ik me uiterst gespannen door de voordeur wring, los ik als echt onervaren soldaat snel enkel schoten in de kamerruimte…! Na nader onderzoek van het gebouw is hier niemand aanwezig. Ik vond het achteraf vreemd dat niemand me ooit de vraag stelde waarom ik had gevuurd…? Zelfs het kader niet! Of zouden deze mannen met meer ervaring ook ooit deze reactie al hebben gekend ??? In de loop van de namiddag zal iemand van peloton A op diezelfde plaats een sluipschutter voor altijd neerleggen...
Tegen de middag wordt onze vordering voor tijdelijk onderbroken: we nemen terug onze posities in langs één van die holle wegen, die omzoomt is door een weligheid aan tropisch groen. Deze begroeiing biedt ons bescherming tegen eventuele vijandelijke waarnemingen, maar beperkt in niet geringe mate ook ons gezichtsveld. Het is er op dit moment van de dag snikheet; zó verstikkend heet dat bepaalde gasten grote bladeren van de bananenbomen halen en deze onder hun groene muts draperen, tot in hun nek… Plots fluiten er boven onze hoofden een resem kogels, wat ons van de ernst van de situatie terug onmiddellijk bewust maakt… Via de radio PRC-10 komt het radiobericht binnen dat de 12Cie zich op het vliegveld moet terugplooien. Bedoeling is om langs de brousserand die het vliegveld omzoomt, in ‘allround defence’ posities in te nemen, zodat we de landingsbaan kunnen beschermen; dit om de landende en terug opstijgende vliegtuigen met gijzelaars de nodige veiligheid te geven. Voordien moet onze sectie nog een leegstaande villa op ‘booby traps’ inspecteren [Verborgen springtuigen die bij manipulatie van bvb. Deuren of voorwerpen tot ontploffing komen. Bedoeld om de vijand te destabiliseren en te neutraliseren, N.E.H.] : na inspectie en groen licht richt onze compagnie er zijn PC in [Commandopost, N.E.H.]. Dan wordt onze ploeg met sergeant Maes op een 4 meter hoge grasheuvel die aan het begin van de startbaan is gelegen in stelling gebracht. We krijgen er onze geschutssector toegewezen, daarna worden Donny en ikzelf aangeduid om de veldflessen van onze sectie te gaan vullen in de ontvangsthall van het vliegveld. Intussen spreekt de rest van de ploeg voor de eerste maal die dag zijn C-rantsoenen aan. Onze korte bevoorradingtocht zorgt voor verassingen, dat zullen Donny en ikzelf hier dan ook ondervinden…
ONZE EERSTE NACHT IN STANLEYSTAD…
Aankomst van de colonne Vandewalle in Stan.
…op weg naar de ontvangsthal van het vliegveld , ontmoeten we de Padre [aalmoezenier bij de paracommando’s, N.E.H.] van ons bataljon, die als priester enkel ‘gewapend’ is met hosties en met de Laatste Sacramenten en… met zijn intussen onafscheidelijk fototoestel. In ons kort gesprek die we met hem voeren lijkt hij echter, ondanks zijn Afrikaanse ervaring, behoorlijk aangeslagen te zijn: de beelden aan de oever van de Congorivier die er zich in de vroege ochtenduren afspeelden hebben hem nogal van de kaart gebracht. Hij was er getuige van de ‘bijzondere behandeling’ door soldaten van het ANC – ze maakten deel uit van de colonnes van Vandewalle en ze volgden in het zog van de blanke huurlingen – die de gevangen genomen Simbas of andere verdachten er ondergingen. Een macaber gebeuren die enkel de krokodillen niet aan hun hart lieten komen… [Richard Bekkers vergist zich hier blijkbaar van tijdsstip: de huurlingencolonne Vandewalle kwam pas rond de middag aan, N.E.H.]
In de ontvangsthal bulkt het van bevrijde gijzelaars van verschillende nationaliteiten, waaronder veel Belgen, die er wachten op hun repatriëring naar veiliger oorden. We zijn er kortelings getuige van het immense verdriet die bepaalde kolonialen aan den lijve hebben ondervonden en waarvan nu sommige een erg persoonlijk drama moeten ondergaan: ze dienen er ter plaatse hun vermoorde familieleden, vrienden of goede kennissen achter te laten... In de ondergelopen toiletten krijg ik een waterkraan toegewezen om er onze ‘gourdes’ bij te vullen; tegen een muur geleund en weggezakt op een bank, zit een ouder lijkend echtpaar waarvan de vrouw gereduceerd is tot een soort zombie. De man klemt krampachtig zijn arm rond haar schouders. Ze hebben een jongeling van 14 à 15 jaar oud bij zich. We zijn nogal van streek als we van hen vernemen dat deze familie hier in Stanleystad twee vermoorde zonen en broers dienen achter te laten... Persoonlijk wordt ik even later met verstomming geslagen, als ik de man hoor zeggen: “…dat hij zal terugkeren naar Congo…als er overal weer rust zal heersen”…
Vandaag en zoveel jaren later, ben ik bereid om de woorden van deze oudere man iets te relativeren en te nuanceren; ik wil deze dan ook toeschrijven aan de verschrikkelijk mentale shock waarin deze arme man moet hebben verkeerd. Ook mijn toen jeugdige reactie hierop schrijf ik toe aan het feit dat we op dat moment reeds op de hoogte waren van het sneuvelen van een milicien paracommando van 19 jaar oud van het 1ste Parabataljon. Want iedere para is een wapenbroeder, een echte vriend, een lid uit deze speciale ‘familie’, begeesterd met dezelfde spirit of levensfilosofie waarin vriendschapsbanden veel nauwer zijn dan in om het even welke samenlevingsgroep. Ook mijn ‘Buddy’ Donny deelde toen mijn mening. Waarschijnlijk waren onze hevig opborrelende emoties hier onder andere ook toe te schrijven aan de dood van onze jonge wapenbroeder van het 1ste Bataljon Para.
Buiten op de tarmac staan reeds geregistreerde en bevrijde gijzelaars te wachten op hun vliegtuig. Toestellen van alle soorten types komen er aangerold, afkomstig uit de 4 windstreken en die nu actief meewerken aan deze luchtbrug. Er staat zelfs een Franse ‘Briguette’, verder enkele oude DC3’s en diverse tweemotorige toestellen klaar om mee te helpen aan de evacuatie. Een Belgisch Sabena toestel voert op dat moment een landing uit…
Intussen zijn we getuige, hoe er in de verte op de weg naar het centrum van de stad enkele geboeide gevangen rebellen door de ANC soldaten van Mobutu worden afgevoerd… Onder hen zie ik een moeizaam voortstrompelende, door een negerin begeleide grote Congolees met een vluchtig noodverband rond de korte stomp, waar ooit zijn rechterarm moet zijn geweest… Ze worden bewaakt door gewapende zwarte ANC-militairen en ik sta er opdat moment niet bij stil welke hun verdere lot waarschijnlijk zal zijn…
In onze eigen sectie Mortieren zit onder andere Jan P. uit Lommel. Zijn oom is pater- missionaris en hij zal die dag ook door onze para's worden bevrijd, na wekenlange onderhevig te zijn geweest aan mishandelingen. Beide dorpsgenoten uit Lommel zullen elkaar slechts na onze terugkeer in België ontmoeten. Een vriend van de familie van mij, Ivo Vaes uit Hasselt, behoort ook tot de geredden, dank zij onze operatie; ook voor hem eindigt deze 4 maanden durende gijzeling relatief goed. Ik ontmoet hem pas vele jaren later in zijn café in de Limburgse hoofdstad.
Het moment dat Donny en ik in het zog van deze stroom vluchtelingen naar onze stelling terug keren, staan we plots voor een struise priester met volle baard en in zwarte soutane gekleed. Ik schat hem vooraan de dertig en hij ziet er eerder uit als een Orthodoxe patriarch. Hij lacht ons toe en tijdens het korte gesprek dat we met hem hebben vertelt hij ons in het Duits (het Noord en Oost-Limburgse dialect grenst nauw aan de Duitse taal), en net voor we van hem afscheid nemen, dat hij de zoon is van de toen nog steeds voortvluchtig Nazioorlogsmisdadiger Martin Bormann… Op dat moment staan we hier niet echt bij stil, het interesseert ons zelfs niet! Toch blijft bij mij de vraag nazinderen welke de reden is dat hij ons deze bijzonderheden zo maar vertelt, zonder dat hem ook maar iets is gevraagd…? Enkele jaren later lees ik in een Belgische krant een minuscuul artikeltje, waarin de uittreding als priester vermeld staat…van de zoon van Martin Bormann, die in 1964 priester in Congo was, en die in Stanleystad door Belgische paracommando's werd gered…
Vanop onze waarnemingspost houdt Benny de op ongeveer 120m afstand gelegen brousserand in het oog die tot onze sector behoort. Het is er relatief rustig nu, een kalmte die enkel wordt verstoord als er op grote afstand van onze stelling een T-28 vliegtuig (Amerikaans ‘oldtimer’ vliegtuig, een restant uit de Korea oorlog) dat bestuurd wordt door Cubaanse huurlingpiloten die in dienst staan van de CIA, zijn lading napalmbommen dropt op een Simba-post…
Onze stelling krijgt korte tijd ook versterking van een drietal ANC-para’s die fier een felle oranjeroodkleurige muts dragen…die versierd is met ons aller gekende 1 Para mutskenteken; de ‘gevleugelde Dagger’ dus, inclusief wapenspreuk: “Who Dares Wins”. En omdat we van de rust van het moment snel gebruik maken om een ‘C-rantsoenblik’ te openen, laten we hen ook deelachtig zijn aan onze ‘delicieuze maaltijd’. We serveren hen vrolijk onze harde ‘betonkoeken’ met leverpastei…! Waarna die gasten weer ophoepelen, na ons enthousiast verschillende keren dankbaar de militaire groet te hebben gebracht…
Kort voor de duisternis worden we opnieuw gebriefd via de PP11 of PRC6 (de correcte benaming van de toen gebruikte ‘Walky Talkie’ ben ik vergeten). Hierin wordt er ons op gewezen dat het in het pikdonker van de nacht niet uitgesloten is dat er vijandelijke in- of ex-filtraties zullen gebeuren. Of althans pogingen daartoe. Dit moet natuurlijk onze waakzaamheid aanscherpen, ondanks de eventuele vermoeidheid die er bij het aanbreken van de volgende dag bij ons waarschijnlijk wel zou optreden.
Dan begint voor ons een lange tropische nacht met een sterrenhemel, waarover ik als jongeling enkel maar kon dromen; toen fantaseerde ik over eventuele reizen naar Afrika die ik ooit wel eens zou ondernemen… En nu zat ik dus voor de eerste maal in mijn jong leven, tot over mijn oren in een 100-karaats puur avontuur gewikkeld, met daar bovenop nog een verantwoordelijke beveiligingsopdracht…! Wat ik op dat moment niet kon vermoeden is, dat ik later opnieuw een gelijkaardig avontuur zal meemaken, als beroepsparacommando dan en in een bijna gelijkaardige Operatie (Kolwesi / Shaba in ’78). Het gezegde: “dat de geschiedenis zich steeds weer herhaalt” wordt hier weeral maar eens bevestigd…
Ik wil hier toch even inpikken op het fragment van gewezen paracommando Richard Bekkers, waarin hij het heeft over zijn ontmoeting met priester Bormann. Het lijkt me interessant om hier integraal een krantenartikel uit Het Nieuwsblad van 30 november 1964 in te lassen…dat specifiek handelt over de bewuste priester/pater Bormann.
De bewuste krantenreportage uit Het Nieuwsblad verschijnt onder de titel:
Pater Adolf-Martin Bormann uit Ikela…met steward-pak naar München
(…) Met het vijfde vliegtuig uit Congo was ook pater Adolf-Martin Bormann meegereisd uit Ikela. Op de passagierslijst stond vermeld: “BORMANS”. Hij is de 34-jarige zoon van Martin Bormann, de vroegere rechterhand van Adolf Hitler. Niemand heeft hem kunnen zien of spreken. Hij verdween langs een of andere zijdeur naar een kamer in het hotel op de luchthaven. Hij las er de mis in de kapel en stapte daarna in het vliegtuig naar München, gekleed met de vest van een Sabena-steward. Hij droeg basketbalschoenen. Niemand is er in geslaagd om een foto van hem te nemen. Pater Bormann bekeerde zich in 1947 tot het katholicisme, werd priester gewijd in 1958 en was sinds 1961 missionaris, pater van het H. Hart, te Ikela. Adolf Hitler was zijn dooppeter.
Verder wordt er in het artikel verwezen naar een eerder verschenen bijdrage van het persagentschap AFP (Agence France-Presse, gevestigd in Parijs): München, 29 november 1964 (AFP). Het is omdat hij zijn verklaringen over de dramatische weken die hij in Congo heeft beleefd enkel en alleen wil voorbehouden voor een Duits weekblad, dat de missionaris Adolf-Martin Bormann geweigerd heeft de journalisten te ontmoeten in München. Dit werd zondag bevestigd door de overste van de orde waartoe hij behoort. De jonge missionaris die naar het klooster van Birkeneck is vertrokken, heeft besloten de voorkeur te geven aan dit weekblad uit erkentelijkheid voor de hulp, hem verleend door de sociale verslaggevers ervan, in Congo, en die er ondermeer in geslaagd zijn om zijn dagboek te redden. Vermond in een werkpak van werktuigkundige verliet pater Bormann – die de verbintenis had aangegaan zich niet te laten fotograferen en geen verklaringen af te leggen – de luchthaven langs een zijdeur, terwijl een man met dezelfde baard als hij, die een pilotenpak droeg, de aanwezige fotografen op een vals spoor moest brengen.
Ik toetste het relaas van paracommando Richard Bekkers over de enigszins andere invalshoek van dit laatste persartikel, en vroeg hem of hij bij zijn versie blijft. Hij blijft bij zijn verklaring: « …dat hij daar (op het vliegveld van Stan) wel degelijk werd aangesproken door een geestelijke die zich als ‘Bormann, de zoon van…’ voorstelde ». Of het hier over de dubbelganger gaat, die hem op het vliegveld aansprak, is uiteraard nog moeilijk na te trekken. Ik geef hier integraal het antwoord dat ik van hem mocht ontvangen. Het minste wat men echter over deze geschiedenis kan zeggen is dat dit gebeuren, al bij al, een zeer eigenaardig ‘fait divers’ is waarover we waarschijnlijk het fijnste nooit zullen te weten komen… Richard Bekkers: (…) Eddy, die priester die zich plots aan ons bekend maakte als de zoon van Martin Bormann die hebben we zelf, zoals je kon lezen, om geen enkele identificatie gevraagd. Over wat ik nu lees in dit artikel dat je me opstuurt, was ik zelfs niet op de hoogte. Hadden wij te doen met een vermomde ''dubbelganger? Misschien maakte die ‘fake bekendmaking’ ook deel uit van het ‘afleiding maneuver...’ ? Zoals eerder vermeld in mijn relaas heb ik me steeds afgevraagd: “WAAROM MAAKTE DIE MAN ZICH AAN ONS BEKEND ???. Hij was zelf toch geen misdadiger... Weeral een ''dwaalspoor der bij .. misschien?” (…) Dit laatste lijkt ook mij het meest waarschijnlijke.
Op 8 juni 2016 tenslotte, maakte Richard Bekkers me volgende mail over, die hij van een korpsgenoot had ontvangen (naam van de auteur van de mail zijn bij mij gekend, maar wordt hier niet vermeld). Een fragment uit deze laatste mail (dd. 8-7-16): Richard, (…) Verleden maand waren er op het Geografisch Kanaal (National Geographic wordt hier waarschijnlijk bedoeld) verschillende afleveringen die handelden over Hitler en zijn nabije Opperbevelhebbers. Iedereen kwam aan bod: Zoals Hess, Goering enz maar speciaal was de aflevering over Martin Bormann. Bormann was zijn rechterhand en één en al bewonderaar van Hitler. Bij het einde van de oorlog is deze Bormann verdwenen en niemand heeft hem gevangen genomen laat staan ergens gezien of ontmoet. Bormann zijn verdwijning is een raadsel op zich. Bormann zijn zoon voerde men wel ten tonele en zijn verblijf en ontsnapping uit Stanleystad als priester kwam uitermate ter sprake. Hij heeft inderdaad aan de USA een vrijgeleide aangevraagd, dat geweigerd werd, hij was helemaal niet welkom in de USA. Op mysterieuze wijze is hij daarna verdwenen en terug opgemerkt in Zuid Afrika. (…) Dus Richard uw schrijven over uw ontmoeting met de priester Bormann is heeeeeel juist. Proficiat man dat gij dat altijd onthouden hebt. Zo hebt ge nu de bevestiging dat uw ontmoeting met de priester Bormann echt heeft plaatsgevonden in Stanleystad en dat met getuige Voorpijl Donny (…)
Hier toch even aan toevoegen dat het besluit van de auteur van bovenstaande mail me toch op zijn minst voorbarig lijkt: de aflevering van het ‘Geografisch Kanaal’ geeft enkel uitsluitsel over de redding van priester Bormann door Belgische paracommando’s, maar staaft op geen enkel moment of het de ontmoeting betreft met de ‘echte’ Bormann. Dit zal nog lang een goed bewaard enigma blijven… Dit is uiteraard mijn persoonlijke mening over de zaak.
STAN 25 & 26 NOVEMBER 1964
Het grootste gedeelte van deze nacht is al verstreken, wanneer er op zo wat 200 meter links van onze post plots wordt geschoten…schot per schot…! De knallen verbreken brutaal de stilte van de kalme nacht. We zijn onmiddellijk op onze ‘qui-vive’: we speuren het voor ons liggende terrein af en trachten de inktzwarte duisternis te doorboren; we menen ter hoogte van onze linker sectorzijde zeer vaag ‘iets te zien’', wat echter blijkbaar onbeweeglijk blijft… we linken dit aan wat er ons op onze briefings werd gezegd: « …dat de Simba rebellen hennep gebruiken. » Door onze onervarenheid op dat vlak – we hadden nog geen enkele gedrogeerde rebel van dichtbij gezien – besluiten we om enkele schoten af te vuren… Er gebeurt niets…geen gekrijs, geen geluid van brekende takken als gevolg van een vallend lichaam… Dus gaan we ervan uit dat het tropische vogels zijn, waarschijnlijk de bewuste kraanvogels die we de vorige dag nog in het gras naast de landingspiste hadden waargenomen, en die nu verschrikt opvliegen! Bij het aanbreken van het eerste daglicht moeten we met toch wel rode kaken bekennen, dat we richting…een half verrotte boomstronk hebben zitten vuren... Wat onze collega-schutters aan onze linkerzijde in hun vizier hebben gekregen heb ik achteraf nooit meer vernomen… Wel doen de geruchten de ronde, dat er via de PC van de compagnie een bericht zou zijn verspreid: « …dat als er de komende nacht nog wordt gevuurd, men dan minstens verwacht dat er de volgende morgen duidelijke bewijzen van noodzaak hiervoor zouden geleverd worden…liefst niet meer bewegend... Message begrepen…en OVER en UIT…! »
De volgende dag trekken we ons allemaal terug tot achter de startbaan; zo zullen we trouwens een beter schootsveld hebben. Onze ploeg neemt zijn posities in achter enkele zware, met water gevulde 200 liter olie vaten, welke voordien de landingspiste belemmerde (deze vaten werden door de eerste landingssticks van de para’s verwijderd). In de loop van de voormiddag passeert er een AS-24 met aanhangwagentje, dat geladen is met wel erg lauwe ‘frisdrank’. Ieder van ons krijgt ook een rolletje visdraad en een paar turnpantoffels van bruine kleur! Wat moeten we daarmee in Godsnaam aanvangen? We krijgen ook nieuwe munitie...
Rond de middag horen we dat rebellen terug pogingen tot in of ex-filtraties ondernemen in de onmiddellijke omgeving van het vliegveld. Er wordt de nadruk op gelegd « …dat ze gewapend kunnen zijn met handgranaten of dat ze een pistool onder hun loshangende hemd kunnen verstopt hebben... » Opletten geblazen, dus…! Geen tijd nadien wordt er beweging waargenomen in het bijna manshoge ‘olifantsgras’ rechts van ons. In dit gedeelte, dat als het ware het begin van de landingspiste omsluit, zien we minstens 2 a 3 zwarte hoofden en schouders wisselend op- en wegduiken, die zich snel verder weg van onze stellingen, richting de brousserand verplaatsen. Dezelfde brousserand trouwens, die we de vorige nacht minutieus met onze eigen ogen hadden trachten te doorboren… Er wordt een bevel tot vuren geroepen…enkele schoten worden afgevuurd…! Nergens nog enige beweging te bespeuren… Als er kort daarop een Recce-patrouille wordt uitgestuurd – na het radiobericht: “Groene mutsen…actie NU…!”- …komen ze zonder speciale meldingen terug…
Het is meen ik, ook op deze tweede dag, dat er een Belgisch onderofficier van onze luchtmacht door ‘bevriend vuur’ zal sneuvelen, toen hij een radioantenne aan het plaatsen was zonder vooraf hierover eerder enige melding te maken…
Vliegtuigen die vluchtelingen evacueren vliegen nog aan en af; er doen geruchten de ronde dat wij, de 12Cie Commando op Boenia zullen worden geparachuteerd [Richard Bekkers heeft het hier over de nooit uitgevoerde Operatie « DRAGON VERT », N.E.H.]. Want ook daar zouden er zich nog een groot aantal, in zeer precaire situaties verkerende Europeanen bevinden. Onder hen een veertigtal religieuzes, opgesloten ergens in een missiepost diep in de brousse en die er, nadat we Congo reeds enkele dagen hebben verlaten, op een beestachtige wijze door Simbarebellen zullen worden afgeslacht. Onze opdracht wordt dus opnieuw afgeblazen, « wegens geen geschikte Droppingzone in de nabijheid van de nederzetting » De werkelijke reden zal waarschijnlijk wel de aangroeiende internationale protesten tegen de Belgisch-Amerikaanse actie geweest zijn [“Hoogseizoen in het Koude Oorlog gebeuren” schrijft Bekkers in zijn memoires…! De ware reden van het afblazen van verdere operaties was inderdaad politiek getint, zoals men kan lezen in mijn boek « Het jaar van de Draak. Congo 1964». In 2011 verschenen bij Editions Masoin, Brussel]
Ondanks het stijgende internationale verzet zijn we in de loop van de nacht getuige van het opstijgen van de 11de en de 13de compagnie van het 1 Bataljon Parachutisten. De « ZWARTE DRAAK » vliegt opnieuw, nu richting Paulis, om er in de mistige ochtenduren en op extreem lage hoogte te springen (dit om een te grote verspreiding van de para’s te voorkomen en om een snelle hergroepering te bekomen, maar ook om een minder gemakkelijk doelwit te vormen voor vijandelijke schutters). In ons binnenste wensen we hen allemaal veel geluk en hopen we op een voor hen veilige terugkeer naar de Basis...
Tijdens die nacht horen we eerder sporadisch geweervuur in de omgeving van het vliegveld. Het lijkt een wapen van zwaar kaliber te zijn.. sommige zeggen enigszins geamuseerd: « dat het om een Olifantengeweer gaat »… Ik ben geen kenner, dus hier onthoud ik me van verdere commentaar… Twee uur wacht voor ieder van ons, afgewisseld met buien van ‘wakend slapen’ op je tentzeil, terwijl je kameraad de sector verder blijft afspeuren…om dan allen plots ‘klaar wakker’ te zijn door een plotseling in bakkend neervallende tropische regenbui…
De volgende dag zal voor peloton B een tamelijke rustige dag worden, waarbij enkelen van ons de gelegenheid krijgen om voor een paar uur te slapen in een leegstaande muffige bungalow, vlak naast het SABENA « Guesthouse »; niet zelden worden we gestoord door de massale aanwezigheid van luidruchtige ANC-soldaten…
Maar ook hier komt de ‘Commandohumor’ weer op de proppen! Donny heeft ergens boog en pijlen gevonden en met zijn blonde kroeskop (hij is ‘nen knappe Limburgse Mulat’) trekt hij op onderzoek in een aangrenzende tuin. Daar ziet hij plots de Jean een ‘sanitaire stop’ uitvoeren achter een palmboom… Donny schiet een pijl af die naast de ‘hardwerkende’ Jean neerkomt. Deze schrikt zich een bult, trekt onmiddellijk zijn broek op en grijpt automatisch zijn wapen, dat hij op zijn knieën geklemd hield tijdens zijn sanitaire afzondering… Donny schatert het uit en ik denk dat de Jean nog nooit zo snel een einde gemaakt heeft aan zijn ‘commissie’…
Ook onze populaire luitenant is moe en ligt uitgestrekt op een tentzeil, vlak naast de waarnemingspost van de Charel en zijn kompaan. De luitenant sluimert even in, in een stijl uiteraard die bij zijn graad past, t.t.z.: de groene muts reglementair op het hoofd, het camouflagenet in de juiste plooi rond de hals gedrapeerd, zijn gordel perfect in de heupen getooid en zijn wapen binnen handbereik. Hij ligt met bijna gestrekte armen naast zich, in een soort GEEF ACHT! houding (hiervan moet nog ergens een prachtige foto bestaan) onder een palmboom, waartegen eerder genoemde Charel perfect ontspannen zit met tussen zijn benen zijn FALO automatisch geweer op ‘tweepoot staander’ opgesteld. Voor hem, in het bijna kniehoge gras pikken de langpotige witte vogels onverstoorbaar mieren en andere insecten op, vliegen klapwiekend op en aan… tot er plots een schot weerklinkt… Verschrikt vliegt de luitenant recht, wapen in de hand en hij roept de schutter, hier de Charel dus toe: “Gvd… Vercamme…Vercamme…wat gebeurt er hier…???” Waarop deze laatste met een uitgestreken gezicht moet hebben geantwoord: “…de vijand, luitenant…de vijand…”. Ik heb nooit de echte gevolgen van dit voorval gekend. Wat onze Charel betreft: deze zal, om redenen die me niet zijn bekend, tien weken na onze terugkeer in België, meer bepaald in februari ’65 wegens disciplinaire reden uit het bataljon worden weggeleid en verwijderd…door twee rijkswachters. We hebben elkaar slechts na 30 jaar kort terug ontmoet en even nadien is hij helaas overleden.
In de late namiddag vernemen we dat er terug een para is gesneuveld. In Paulis. Dit zet natuurlijk een domper op ons plezier en brengt ons abrupt terug tot de grimmige werkelijkheid. Opnieuw klinken er net als de vorige nacht harde geweerschoten; we bemannen vastbesloten onze post aan de rand van de ‘airstrip’… Rond middernacht stellen we vast dat de accu van onze radio bijna leeg blijkt te zijn; een zwakkere ontvangst van berichten en moeilijkheden bij het versturen er van is hier het gevolg van! Ik word door onze sergeant uitgestuurd naar de PC van de compagnie, om er nieuwe te halen. Mijn ‘wandeling’ van ongeveer 250m daar naar toe zal me nog lang bijblijven… Links en rechts van mijn parcours, op de weg richting het stadcentrum, liggen er op verschillende plaatsen namelijk ANC-soldaten in stelling, die ik moet passeren om onze PC te bereiken… Ik heb bij momenten gefloten…of zachtjes gezongen (sic) – waarschijnlijk was dit optreden niet van een al te hoge kwaliteit – om mijn nadering toch maar duidelijk genoeg te melden aan onze bevriende ‘zwarte wapenbroeders’! Inwendig liep ik op de toppen van de tenen en met een naar gevoel in de maag… Ik had hier absoluut geen zin om een FN-kogel in mijn lijf te krijgen… Meermaals klinken geweerschoten door de stilte van deze tropennacht; de onrust en de spanning onder de jonge commando’s is duidelijk voelbaar! Die vrijdagmorgen zeer vroeg vernemen we dat onze « Operatie Dragon Rouge » in Stanleystad voorbij is. We vangen geruchten op dat men ons naar de Basis van Kamina zal overvliegen…en iedereen is blij…!!!
« ALLEEN DE DODEN HEBBEN RECHT VAN SPREKEN »
Het bericht wordt nu echt bevestigd! In de loop van de voormiddag zullen we de luchthaven van Stan verlaten, richting tussenstop Kamina.
Vlak voordat we opstijgen zie ik nog net een zichtbaar gebroken man in de passagierszetel voor mij plaatsnemen… Hij ziet er oud en afgemat uit, met zijn lange dunne grijze baard op zijn bijna uitgemergelde blote borst gedrapeerd… Hij toont ons enkele pleisters op zijn fel geschramde rug, pleisters welke kogelwonden bedekken! Hij blijkt, zo vernemen we later, een Luxemburgse pater te zijn, die het drama had overleefd door zich voor dood te houden en zich urenlang te verschuilen onder de lichamen van om hem heen gedode medegevangenen…
Dan brengt men nog een draagberrie op de nauwe gang van het vliegtuig, welke men bijna naast mij neerzet. Er ligt een oudere, echt fragiel lijkende Amerikaanse dame op, verneem ik. De burgerlijke steward knielt bij haar neer en spreekt haar enkele bemoedigende woorden toe: “…don't be afraid Mam, …you’re safe now…”. Kraakhelder en rustig klinkt het antwoord van deze erg dappere, maar van gestalte kleine ‘Madam’: “ I've never been , and I will never be…!” Ik denk dat ik me die woorden zal blijven herinneren tot mijn laatste dag!
We stijgen op met deze ‘aftands’ lijkende Douglas DC4, samen met de gekwetste gijzelaars. Ik probeer nog enkele malen door het vliegtuigraampje te kijken… misschien een allerlaatste blik te werpen op de welvende, felgroene ‘tapijtmassa’ onder ons! Maar al snel krijgt de vermoeidheid de bovenhand en dommel ik in…! Het vliegveld van Kamina verwelkomd ons enkele uren later…en opnieuw zullen we onze slaapzakken gaan uitspreiden op de bekende betonvloeren van de vliegtuigloodsen. Eerst wordt alle munitie ingeleverd, ‘inspectie wapen’ volgt, opnieuw worden de wapens gepoetst en opnieuw volgt de klassieke ‘inspectie wapen’; ons ‘tweede lief’ [klassieke benaming van het persoonlijke wapen van elke paracommando, door het kader ‘ingefluisterd’, N.E.H.] moet namelijk de goedkeuring ondergaan van ons kader…
Dan beginnen we een beetje ‘uit te zwermen’ en vinden er op een soort vroeger in gebruik zijnd paradeplein dat nu met bijna borsthoog gras is begroeid, een soort van reddingssloep. Dergelijke boten kennen we nog van tijdens onze zomerse zwempartijen als belhamel in één van de Limburgse kanalen. Deze sloep staat hier bijna tot aan de rand gevuld met regenwater; snel kleden we ons met 5 à 6 commando’s uit en de zeep zorgt al snel voor een soort royaal schuimbad, waarin de commando’s nu allen de laag vuil van de laatste dagen van hun lichaam afspoelen! Even later worden ze tijdens een snel opkomende typische tropenbui bijgesprongen door de Amerikaanse bemanning van een der C-130 toestellen…
« Alleen de doden hebben recht van spreken…» Als ons detachement die aan « Operatie Dragon Rouge » deelnam veilig en wel in Kamina is teruggekeerd, spreekt padre Van der Goten van het 1 Para die avond bovenstaande onvergetelijke frase uit aan het begin van een herdenkingsmis ter nagedachtenis van onze drie gesneuvelde kameraden en ook voor alle mensen die tijdens de aanloop -of gedurende het verloop van onze bevrijdingsactie het leven hadden verloren. Woorden die bij mij nog altijd blijven nazinderen…
De openluchtdienst wordt bijgewoond door al de « Rode en Groene Mutsen » in een sfeer van plechtige ingetogenheid, maar ook met het speciale gevoel van « Spirit », die eigen is aan ons Regiment Para-Commando. Het is ook dit specifieke gevoel, dat ons er op attent maakt dat we « allen tot dezelfde familie behoren »… een instelling die ook vandaag nog verder in elk van ons verder leeft...
De korte tijd dat we in Kamina verblijven stelt ons in staat om de oude kazerneblokken van de Basis te bezoeken. We stellen vast dat deze er nu bijna allemaal bijstaan met gebroken ruiten en met uit hun hengsels gelichte en niet zelden verdwenen deuren… Op één van de witgekalkte muren ontcijfer ik nog het ingekraste adres van een Limburgse ‘ancien’ die hier als para zijn dienst deed… Welke avonturen liet hij hier achter zich? We luisteren ook naar de reacties van de ‘ouderen’ van onze eenheid; die mannen keerden hier met de nodige nostalgie terug in de tijd… Ze hadden dit…en dit…en dat nog gekend, in de tijd vóór de onafhankelijkheid van 1960…en ze hadden het er over dat in tegenstelling tot nu, alles toen kraaknet onderhouden en proper was…
De eerste zwarte kinderen komen voorzichtig op de binnenplaats binnengesijpeld, op de hielen gevolgd door jonge mannen en vrouwen; hun handen met de typisch roze binnenkleur opgeheven en met een brede, niet zelden onweerstaanbare glimlach om de lippen, komen ze ons al gauw om giften en aalmoezen vragen: « …Cadooooooooo Moesjeuuu Cadooooooooooo… »
Van op de terrassen [De bij kolonialen en gewezen ‘Afrika-militairen’ welbekende « barza’s », N.E.H.] op het gelijkvloers of van op het eerste verdiep, worden door ons de reikende zwarte handen volgestouwd met wat ons nog rest van onze C-rantsoenen. We voelen ons een beetje ‘Sinterklaas’ op dat moment! De kleine ronde kaki pastei- of kaasdoosjes, de betonkoeken of de zwarte Côte D'or of Kwatta-chocolade verwisseld van eigenaar…! Wat aanvankelijk spontaan en onschuldig begon, draait al spoedig uit op een zorgvuldig mikken en ‘toegooien’ naar het hoofd van de zwarten toe, i.p.v. ‘geven’ …! Was deze‘reactie’ misschien een vorm van afreageren? Een gevolg misschien ook van dit verblijf onder constante spanning, of als gevolg van onze ervaringen van de laatste dagen…?
OPDRACHT VOLBRACHT…
Kort voordat we Kamina zullen verlaten zal ons ganse Detachement Para-Commando, samen met alle andere Belgische en Amerikaanse Militairen welke aan de afgelopen actie hebben deelgenomen, nog een militaire parade houden. We zullen er geschouwd en toegesproken worden door enkele buitenlandse V.I.P.’s. Er volgt nog een toespraak, en nog één, en we zijn blij als we uiteindelijk kunnen ‘afmarcheren…!’.
Opnieuw worden de vliegtuigen geladen en na een nachtelijke vlucht landen we in de vroege uurtjes terug op het Hemelvaartseiland. De Amerikanen hebben nu voor grotere tenten gezorgd, waar we enigszins comfortabel onze intrek in nemen en meer plaats hebben om onze bepakking en ons materiaal te plaatsen. In tegenstelling met onze eerste landing hier is de sfeer nu echter veel meer ontspannen! Na nog een laatste zwembeurt voor de liefhebbers, doen we ons opnieuw te goed aan de rijk gevulde schotels in de US SELF SERVICE DINING ROOM. Na nog een stevig zakrantsoen bestaande uit kippenbillen, braadworsten, zacht wit brood en vers fruit zoals appelen of peren ‘voor onderweg’ in ontvangst te hebben genomen stijgen we terug op, om tenslotte op een koude decemberdag in 1964 bij het aanbreken van een grijze wintermorgen terug op Melsbroek voet aan grond te zetten!
Onmiddellijk begint de militaire machine weer volop te draaien: voordat we het vliegveld zullen verlaten om een oversteek te doen naar de ‘Groeneveldkazerne’ mét zijn keukens, refters, kantines, etc…, …worden ons eerst blikken zwarte schoensmeer en een borstel in de handen gestopt om het laatste ‘vulkaanstof’ van onze bottinnen te verwijderen en deze perfect weer ‘op te blinken’… Ook ontvangt iedereen hier, ongeacht zijn rang, 3.000 oude BEF ‘bibbergeld’ (ongeveer 75 Euro’s)... Enkele weken later wordt er ons nog eens 2.800 BEF uitgekeerd…
Op de terreinen van de ‘Groeneveldkazerne’ wemelt het nu al van familieleden en vrienden van de net teruggekeerde paracommando’s… Plots zie ik mijn vader en moeder, samen met mijn kameraad en gebuur ‘de Swa’ achter een gebouw opduiken (‘de Swa’ zal 10 maanden later ook toetreden tot het 1ste Bataljon Parachutisten). Daar mijn ouders toen nog niet over een eigen wagen beschikten en ze deze 120km verre reis per bus en trein hadden moeten ondernemen, was ik in al mijn jeugdige naïviteit totaal verrast om hen hier zo snel te kunnen begroeten, hen te kunnen omarmen en hen enkele geruststellende woorden te kunnen toespreken. Vooral mijn vader, die zeer zacht van aard is, toont zich erg ontroerd en blij met mijn behouden terugkeer. Ikzelf zal vele jaren later ook blij en gelukkig en vol ongeduld staan wachten, tot vier maal toe zelfs, op de terugkeer van mijn zoon/paracommando Olaf na afloop van zijn Afrikaanse opdrachten (o.a. in Somalië en Ruanda).
Op dat moment hebben we nog geen weet van het drama dat zich hier niet zo ver vandaan aan het afspelen is…! Door een onbegrijpelijke vergissing (of slordigheid) gebeurd er door de Sociale Dienst van het leger een persoon/naamsverwisseling… Twee para’s met dezelfde familienaam en beiden dienend bij dezelfde 11Cie van het 1 Para worden door de diensten abusievelijk verwisseld! Terwijl er hier dus een hoopvol wachtende familie op hun zoon staat te wachten (die is gesneuveld) [Het betreft hier korporaal Welvaert van de 11Cie, N.E.H.] zit er ergens in West -Vlaanderen een familie diep te treuren…terwijl hun zoon zo juist ‘levend en wel’ uit een Amerikaanse C-130 Hercules toestel was gestapt…!
Intussen kunnen de rijdende kantines (de in die tijd bij menig milicien zeer gekende C.M.C’s) de toestroom ook niet verwerken en ook hier is er van een vlotte bediening absoluut geen sprake meer. Dit laat niemand aan zijn hart komen en gelukkig zijn de andere kantines ook open! Er wordt ons gezegd dat we tijdens de middag nog in de kazerne zullen eten, waarna we met bussen naar het centrum van Brussel zullen worden gebracht. Daar wacht ons een defilé die niet moest onderdoen voor een echte ‘Ticker-tape Parade’… Natuurlijk zijn er op deze dag ook uit Congo terugkerende paracommando’s, welke geen hartelijk familiaal weerzien is beschoren! Om God weet welke redenen dan ook…!
Mijn vriend ‘den Benny’ had van enkele enthousiaste burgers op deze frisse, kille morgen een fles Whisky gekregen. Hij neemt hiervan enkele teugen ‘als anti-verkoudheidsmiddel’… Dit ontsnapt niet aan het oog van onze compagniecommandant, die denkt dat onze kameraad niet vast genoeg meer op zijn benen staat om deel te nemen aan de parade in de namiddag. En zeker niet tijdens de eerdere parade in aanwezigheid van koning Boudewijn in een voor die gelegenheid opgesmukte hangaar. Volgens mijn gevoel had mijn kameraad geen enkel probleem om te voldoen aan alle daartoe gestelde militaire discipline. Er was echter geen praten aan, hij moest standepede mee met een vrachtwagen vol met materiaal…richting de Commandokazerne in Flawinne…! En hij mocht slechts de volgende dag zijn haardstede vervoegen. Hiermee werd hem de kans ontnomen om deel te nemen aan de triomftocht door onze hoofdstad. De meesten van ons die van deze historie op de hoogte waren, hebben nooit enig begrip kunnen opbrengen voor de beslissing van de compagniecommandant van het 2 Commando…!
Dan begint eindelijk deze onvergetelijke en levenslang bijblijvende tocht op de Avenue Louise, gelukkig kort in afstand…maar in aanwezigheid van vele duizenden toeschouwers achter de dranghekken… Zij juichen en roepen ons uitbundig toe: “Leve de Para's...Vive les Paras… Merci les Gars…”. Plots hoor ik vanuit de rechts van mij en boven het tumult uit mijn naam roepen…en mijn goede vader blijft hem maar scanderen tijdens de ganse duur van mijn doortocht…! Ik probeer intussen ‘de cadans’ te houden en beantwoord, de blik naar mijn moeder toe gekeerd, haar aanwezigheid met een kushandje… Ook hier is de humor niet ver weg en wanneer iemand in mijn rij zegt: « Verdomme…de ganse 12Cie loopt uit de pas…enkel ‘de Jef M.’ uit Lommel marcheert nog op cadans !!! » moeten we een bulderlach onderdrukken. We weten namelijk allemaal dat ‘de Jef’ tijdens de driloefeningen in het verleden…heeeeel dikwijls problemen had met het verschil tussen « Links…LINKS!!!! » en « rechts…RECHTS!!! » Na ieder bevel koos hij meestal de verkeerde kant…! Maar de dag voor onzen ‘afzwaai’ op 21 augustus 1965… zal diezelfde Jef van kolonel Rousseau en in bijzijn van het ganse bataljon een eremedaille krijgen opgespeld, hem hiermede tot beste schutter van onze lichting promoverend…
Later…veel later, ergens tussen ‘pot en pint’ of ergens te velde rond een laag kampvuurtje en in aanwezigheid van andere anciens die deze operatie niet hadden meegemaakt, durfde iemand van ons wel eens tussen ‘neus en lippen’ orakelen… « …dat het ‘de Jef’ was die tijdens deze parade in Brussel… het meeste succes had en veel uitbundiger werd toegejuicht dan de anderen van de compagnie. » Op de onvermijdelijke vraag « WAAROM…? » kreeg de vragensteller gegarandeerd als antwoord: « …dat de 'Jef'' nog een zwarte aan zijn bajonet had zitten, welke hij bij zijn terugkeer vergeten was te verwijderen… » Barre commandohumor met een knipoog vertelt…!
Als de plechtigheid achter de rug is worden we per vrachtwagen naar de kazerne in Flawinne gebracht; we leveren onze wapens in…en nu wacht ons een negendaagse vergunning. Nadat we onze bottinnen hebben omgeruild voor onze gewone ‘Weekend-schoenen’ kunnen we huiswaarts keren. Snel naar het station Brussel-Nord, waar we met een kleine groep onze trein staan opwachten, om uiteindelijk via Mol de Limburgse lucht weer te gaan opsnuiven… Maar eerst worden we in Brussel nog een beetje ‘geambeteerd’ door enkele MP’s… een confrontatie die sinds mensenheugenis ‘olie gieten is op een para vuurtje’. Vooral wanneer een van mijn vrienden van zo'n ‘leeggelopen kalkemmer’ de opmerking krijgt dat de kleur van zijn sokken niet overeenstemt met de vooropgestelde militaire uniformregels. We draaien ons direct met zijn allen naar deze ‘warm water uitvinder’… dewelke onmiddellijk onze « …en nu is het tijd om op te hoepelen… » zonder bijgevoegde tekening begrijpt en hij met de ‘staart tussen de benen’ uit ons gezichtsveld verdwijnt…!
Vier uren later stopt mijn bus aan zijn vaste halte onder de schouwen van de rokende zinkfabriek en ik val er in de wijd open armen van ‘de Swa, mijnen Buddy…’ Ik ben weer thuis…
Het bovenstaande relaas komt uit de onuitgegeven biografie van gewezen paracommando Richard BEKKERS: « Mijn Via Mala… Tocht met hindernissen. ». Fragmenten hieruit zijn gebruikt in mijn boek « Het jaar van de Draak. Congo 1964 » (Editions Masoin, 2011) en in de Franse vertaling « L’Année du Dragon. Congo 1964 », verschenen in 2014 bij dezelfde uitgeverij.