Bron
van deze artikelen is de «3 Para-periodiek» van het 18de Detachement (inlijving in België 1 Para),
een bescheiden ‘krantje’ bedoelt om de manschappen van het 3de Para,
dienende in Afrika (Congo & Ruanda-Urundi), op de hoogte te houden van de
gebeurtenissen die zich in of rond hun eenheid afspeelden of betrekking hebbende op het groeiend
aantal binnen komende manschappen van buiten het bataljon en die deel uitmaakten van
de zogenaamde «marscompagnieën».
Eerst het 18de Detachement even toelichten. Ingelijfd bij het 1ste Bataljon
Parachutisten (1 Para) in februari 1960. De korpscommandant was majoor
Ch. Laurent, die kort nadien afgelost werd door majoor A. Lessire. Vanaf juni
1960 wordt commandant S. Zeidler de bevelhebber.
Een deel
van het bataljon wordt vanaf 19 april per vliegtuig naar Kamina overgevlogen.
De rest van het bataljon scheept op 25 april te Oostende in op het Belgische
troepentransportschip «TNA Kamina». Op 10 mei bevindt het hele bataljon zich op
de Belgische militaire Basis van Kamina (BAKA), waar de manschappen hun parabrevet
behalen. Als gevolg van de verdere evolutie van de situatie in Congo hebben deze manschappen geen Commandokamp kunnen doorlopen.
Het
bataljon neemt in 1960 deel aan de operaties in Congo: sprong op Luluaburg,
Elisabethstad, Jadotstad, Tshikapa en Albertstad. In augustus ’60 wordt het
bataljon naar Usumbura (Urundi, nu Burundi) overgeplaatst, waar het onder het
bevel komt te staan van het kader van het 6de Bataljon Commando met
majoor P. Lemercier als korpscommandant. Vanaf oktober 1960 maakt het deel uit
van het 3 Para en krijgt het majoor J. Weber als korpscommandant.
Het
bataljon «Rode Mutsen» keert vanaf 5 april 1961 in fasen naar België terug via
‘air lift’ en zwaait eind april af.