Kaart SABENA van voor de onafhankelijkheid van Congo
De
onafhankelijkheid van de 1ste Republiek.
Dwight Eisenhower
Door het toenemend aantaal rellen in Leopoldstad op 4-7 januari 1959 en op 31 oktober in Stanleystad wordt het voor de Belgen duidelijk dat ze onmogelijk zonder veel bloedverlies de controle over dit onmetelijk groot land kunnen behouden. Geïnspireerd door andere pas onafhankelijk geworden staten dwingen ook hier een selecte groep Congolezen hun onafhankelijkheid af. Hun roep naar soevereiniteit klinkt steeds luider. Het gevolg is: op 18 januari 1960 komen de Belgische en Congolese politieke verantwoordelijken in Brussel bijeen tijdens een Ronde Tafel conferentie. Op 27 januari 1960 eindigt deze met de mededeling: «dat er in Congo op 22 mei 1960 verkiezingen zullen uitgeschreven worden en dat op 30 juni 1960 Congo zijn soevereiniteit zal verkrijgen.» In de korte periode die de onafhankelijkheid voorafgaat kiezen de Congolezen een president (Joseph Kasavubu), een premier (Patrice Lumumba), senatoren en parlementariërs. De Eisenhower-regering heeft er op dat moment goede hoop op dat de Congolese Republiek bestuurd zal worden door een stabiele, prowesterse regering. Deze droom valt zeer vlug in duigen als de pas verworven onafhankelijkheid in chaos uitmondt.
Het is duidelijk dat Amerika steeds
grotere interesse vertoont voor het Afrikaanse continent. De complexe belangen
die zowel voor België, als voor Amerika in deze enorme staat gelden zullen
echter aanleiding geven tot verschillende benaderingen. Deze dualiteit zal in
België binnen zowel de regering, als bij de publieke opinie tot sterke
anti-Amerikaanse gevoelens leiden. De Amerikaanse visie op wat men «de
Belgische postkoloniale politiek» gaat noemen zal vooral vanaf de afscheiding
van Katanga, als gevolg van de Belgische militaire steun aan Tshombe, tot een
absoluut dieptepunt dalen. Deze situatie zal pas enkele jaren later worden
rechtgetrokken en dit niet in het minst door de diplomatieke inspanningen van
de toenmalige Belgische premier Paul Henri Spaak.
De
rol van de Verenigde Naties.
Dag Hammarskjöld
«De Congo Crisis, zoals die naar boven komt in
1960 en 1961, is grotendeels het gevolg van het onvermogen van de pas verkozen
Eerste minister, Patrice Lumumba om de orde te handhaven nadat het Congolese
leger in juli 1960 in opstand is gekomen en de daarop volgende mobilisatie van
een grote Belgische legermacht om de Belgen in Congo te beschermen» zegt
Timothy Scarnecchia, professor Geschiedenis aan de Kent State University.
Zoals dit gebruikelijk is in bepaalde Angelsaksische kringen wijst ook
professor Scarnecchia hiervoor met de vinger naar België, hoewel andere en
grotere determinerende factoren hier ontegensprekelijk een rol hebben gespeeld. In 1960 is Congo al zeer onstabiel; het is
duidelijk dat in bepaalde regio’s de plaatselijke stammenleiders meer macht
uitoefenen dan de Congolese Centrale regering en dit is het begin van een
tijdperk die gekenmerkt wordt door tegenspoed en instabiliteit; welke pas bij
het ontstaan van de 2de Congolese Republiek zal
gestabiliseerd worden (staatsgreep Mobutu van 25 november 1965 en begin van
zijn dictatuur). Deze crisis, die een tijdelijke rustpauze zal kennen na de
beëindiging van de Katangese Secessie, is nauw verbonden met de ‘strijd van de
supermachten’ om in deze geopolitieke toch wel belangrijke regio een plaats te
bemachtigen.. O.a. de afscheiding van Zuid-Kasaï (8 augustus 1960 tot 30
december 1961) en van de Katangese koperprovincie (11 juli 1960 tot januari 1963)
zorgen voor enkele belangrijke ankerpunten in de evolutie van de crisis. De Katangese
secessie zal trouwens de beslissing tot inzet van UNO-troepen harder maken.
De situatie wordt kort na de onafhankelijk onhoudbaar en premier Lumumba, zelf in een te zwakke positie om het probleem op te lossen, vraagt hulp aan de Verenigde Naties. VN-secretaris Hammarskjöld, beducht voor een confrontatie tussen Oost en West – de Koude Oorlog tiert welig – zet voornamelijk Afrikaanse troepen in.
Operations des Nations unies au Congo, kortweg O.N.U.C., komt er vanaf juli 1960 en eindigt in juni 1964. De actie van de V.N. moet in 1960 toezien op de terugtrekking van alle Belgische militaire troepen uit Congo en op de geleidelijke afbouw van de Belgische koloniale administratie. Tijdens deze overgangsperiode moet de UNO-missie zorgen voor de vereiste ordehandhaving, moet ze technische bijstand verlenen aan de nog jonge Congolese staat en buitenlandse militaire strijdkrachten het land uitwijzen. Ze moet ook de afscheiding van bepaalde Congolese provincies verhinderen of voorkomen, in bepaalde gevallen ongedaan maken. Het zal trouwens, nadat Katanga en Kasaï zich hebben afgescheiden van de Centrale Congolese regering en na de eerste openlijke kritiek van de V.N. op het optreden van Lumumba – vooral na het gebeuren in Bakwanga – zijn dat de tijd rijp schijnt te zijn om de laatste formele elementen teniet te doen waarop het gezag van de Congolese premier steunt: meer bepaald de ontbinding van de Congolese regering en van de Kamers.
De Leidse Courant bericht op 29 augustus 1960: «Kalondji verklaart de oorlog aan de regering Loemoemba [Lumumba]. Loemoemba’s [Lumumba’s] troepen bezetten de hoofdstad van de mijnrepubliek [Kasaï]. (…) Kalondji riep daarbij vrijwilligers op, blank en zwart, om hem te helpen tegen de “agressie” van de troepen van premier Loemoemba [Lumumba] die de hoofdstad van de mijnrepubliek Bakwanga hebben bezet met de hulp van Tsjechische officieren en Tunesische VN-troepen.» Meer bepaald wat de deelname van Tunesische VN-troepen betreft, lijkt dit bericht volledig uit zijn context te zijn getrokken en niet te kloppen met de werkelijkheid.
Een ander niet te verwaarlozen ‘medespeler’ in het conflict is de Amerikaanse C.I.A. Begin 1960 suggereert deze dienst om een geschatte in Katanga opgeslagen hoeveelheid uranium-oxyde van 1.500 ton op te kopen als voorzorgsmaatregel, opdat deze niet in handen van de Sovjets zou allen [Department of State, U.S. 1992 : 516] Dit maakt het verlenen van steun aan de UNO-verrichtingen in Katanga praktisch onmogelijk voor de V.S. en voor de Britten; beiden staan dan ook niet echt te springen om volop steun te geven aan de militaire VN-inspanningen tot ze overtuigd zijn dat de Congolese Centrale regering voldoende prowesters ingesteld is.
Tegen het einde van het jaar 1960 doet de V.N. Vredesmacht er ook alles aan om Katanga terug in de schoot van de Centrale regering te duwen met als argument «dat de Sovjets dan hun steun aan Antoine Gizenga’s secessionistiche regering die in Stanleystad zetelt, zou stopzetten. Ze willen hiermee een nieuw ‘Korea-scenario’ vermijden.» Het aantal VN-blauwhelmen in Congo loopt in die periode op tot een bijna 20.000 man sterke vredesmacht. Pittig en dramatisch detail: secretaris-generaal Dag Hammarskjöld komt op 18 september 1961 om bij een vliegtuigongeval in de buurt van Ndola (Noord-Rhodesië, nu Zambia) als hij zich persoonlijk mengt in de onderhandelingen met Tshombe.
Eind juli 1960. Ghanese VN-soldaten komen – onder de nieuwsgierige blikken van Belgische paracommando’s (hier manschappen van het 3 Para) – aan op de luchthaven van Leopoldstad. Ze moeten de Belgische troepen, die verplicht worden om het land te verlaten, in Congo vervangen. De eenheden Para-Commando, alsook enkele 'marscompagnieën' worden in het naburige Ruanda-Urundi gestationeerd. (foto André Henskens)
Escalatie.
De aanleiding tot het conflict in
Congo, waarvan de eerste tekenen naar buiten treden tijdens de opstand van de
F.P. in juli 1960, is zeer complex. Allerlei tendensen zitten hierin blijkbaar
verweven of kruisen elkaar op diverse punten van dit proces : de drang naar macht
van de Congolese politieke ‘blokken’ enerzijds (M.N.C., ABAKO, P.N.P., etc.), het
bewustwordingsproces bij de Congolese militairen van de Force Publique dat ze,
in tegenstelling met de Congolese “politieke verkozenen” weinig kans hebben op hiërarchische
promoties, de rol van bepaalde agitatoren in het conflict, buitenlandse
invloeden, ...
In de eerste week van juli 1960 al
komt het Congolese leger in opstand tegen haar blanke officieren en de rebellie
richt zich uiteindelijk tegen al wat blank is. De Belgische regering treedt
krachtdadig op om haar burgers te beschermen en stuurt paracommando’s,
versterkt met in der haast overgevlogen Belgische militairen. Strikt genomen
een illegale actie: de Belgen vallen zonder toelating van de Congolese overheid
een autonome staat binnen. Als Katanga – de rijke en belangrijke regio vol
ertsen en mineralen – bij monde van Moïse Tshombe zich dan nog afscheidt van de
Centrale regering in Leopoldstad verergert de situatie zienderogen. De Belgen
van hun kant verharden hun standpunten en eisen van de Congolese regering dat deze
actie onderneemt tegen Lumumba «wegens zijn extreme standpunten en zijn
dwarsliggende houding die elke oplossing van het probleem in de weg staat.»
Maar achter de schermen wordt ook de entourage van Kasavubu door buitenlanders
(die op meer ondergeschikte posten zetelen) ‘bewerkt’. Resultaat hiervan is,
dat Vital Moanda, Antoine Kongolo, Gaston Diomi, Fulbert Luyeye en Raymond
Bibeki er in slagen om de houding van de Congolese president ten opzichte van
Lumumba te doen veranderen, waaruit zijn beslissing volgt tot afzetting van Lumumba.
Maar we lopen op de feiten vooruit.
Nikita Chroesjtsjov
Lumumba is ontevreden omdat Dag Hammarskjöld weigert om UNO-troepen in te zetten in het opstandige Katanga. De secretaris-generaal vindt dat dit een binnenlands probleem is. Lumumba beslist dan maar om op zijn eigen een invasie in de opstandige provincie uit te voeren en vraagt hiervoor hulp aan de Sovjet Unie. Chroesjtsov is bereid om hulp te bieden en stuurt wapens en militaire adviseurs. Lumumba's poging mislukt, zijn troepen bereiken zelfs de secessionistiche provincie niet; de hele heisa rond het gebeuren leidt uiteindelijk tot ernstige verdeeldheid in de Centrale regering. De V.S. zien alles met lede ogen gebeuren en sturen op hun beurt wapens en CIA-personeel om president Kasavubu – die zijn premier intussen aan de deur heeft gezet – bij te springen en die bereid is om met het Westen samen te werken. Achter de schermen kijken de Amerikanen uit op welke manier ze Lumumba best ‘politiek inactief’ kunnen zetten. « De situatie vanaf eind augustus tot begin september 1960 in Congo wordt steeds verwarder en alle tekenen wijzen erop dat men Lumumba aan de kant wil zetten. Deze situatie is het “gecombineerde resultaat” van buitenlandse druk enerzijds, maar wordt ook gevoed door belangen van allerlei plaatselijke krachten. » [DOC 50 0312/007]
De ineenstorting van de Congolese regering is, samen met de latere aanhouding van Lumumba, één van de volgende stappen. Zijn getrouwen trekken zich ten noorden van Stanleystad terug (met hulp van de U.S.S.R.) en zullen in Stanleystad (31 maart 1961) een ‘tegenregering’ opzetten met aan het hoofd Antoine Gizenga (tot deze op 5 augustus 1961 opnieuw opgenomen wordt in de Centrale regering).
De rol van de V.S. in het probleem (regering Eisenhower en regering Kennedy) wordt toonaangevend als ze de nog jonge Congolese staat omvormen tot een «Koude Oorlog slagveld». Ook hun rol in de liquidatie van de eerste democratisch verkozen premier van Congo loopt als een rode draad door de verdere evolutie, samen met het nog weinig uitgeklaarde Belgische aandeel in dit luik van het Congolese gebeuren. Critici zullen Washington later beschuldigen «dat ze onder andere Mobutu aan de macht hebben geholpen, hem meer dan dertig jaar de hand boven het hoofd hebben gehouden en dat ze hierdoor voor een groot deel verantwoordelijk zijn voor de desastreuze economische situatie in het land, dat ze de massieve corruptie in de hand hebben gewerkt en niets hebben ondernomen tegen de schending van de mensenrechten in Congo (later Zaïre). Feit is dat de V.S. voor meer dan 100 miljoen dollar aan wapens heeft geleverd en 100 miljoen dollar aan hulp spendeerde bij de opleiding en vorming van Mobutu’s leger. Hierbij dient ook vermeld dat de Oostbloklanden, met de S.U. als voortrekker zich evenmin onbetuigd lieten, geflankeerd door zijn Chinese evenknie. Wat de buitenlandse invloed op alle partijen die bij het conflict betrokken zijn haarscherp profileert.
De rol van Mobutu.
Joseph Ileo
« Nadat Katanga en Kasaï zich in juli en begin augustus 1960 afscheurden van de centrale regering van Leopoldstad en na de eerste openlijke kritiek van de V.N. op het optreden van Lumumba – vooral wat zijn rol in Bakwanga betreft – lijkt de tijd gekomen om de laatste formele elementen teniet te doen waarop het gezag van de Congolese Eerste minister steunt: de regering en de Kamers. » [DOC 50 0312/007]. Op 5 september 1960 zorgen de gewelddaden tijdens de operatie van de F.P. (intussen omgedoopt tot Armée national congolaise [A.N.C.]) die moet leiden tot de herovering van Zuid-Kasaï en die in feite de eerste fase vormt in het offensief van Leopoldstad tegen Katanga, voor een coup de théâtre: Kasavubu vervangt Lumumba door Joseph Ileo. Lumumba weigert zich te onderwerpen en ontslaat op zijn beurt Kasavubu op 14 september. Dit is het moment waarop kolonel Mobutu zijn eerste staatsgreep pleegt en het heft in handen neemt. Mobutu, die dus Lumumba’s stafchef is/was, is gevormd en wordt ingelicht door het American Central Intelligence Agency (C.I.A.). Hij krijgt van hen de instructies om deze coup uit te voeren die er toe moet leiden dat zowel de Sovjets, als de Lumumba-getrouwen uit de hoofdstad ‘verbannen’ worden. De Sovjets blijven inderdaad Lumumba steunen, terwijl Amerikanen en Belgen er alles aan doen om hem politiek te liquideren.
Justin-Marie Bomboko
Mobutu
schort de instellingen op, handhaaft de positie van Kasavubu als staatshoofd en
plaatst Lumumba onder huisarrest. Hij installeert een «Collège de Commissaires» (het bewuste college van commissarissen-generaal), samengesteld uit een groep
pas afgestudeerde academici met Justin-Marie Bomboko aan hun hoofd (Bomboko is een
academicus van de U.L.B. Hij was bij het uitbreken van de muiterij in juli
voorstander van de interventie van het Belgisch leger; dit volledig tegen het
standpunt in van zijn eerste minister en van dit van het Congolese staatshoofd).
Met
de installatie van dit College vervolledigt Justin Bomboko, minister van
Buitenlandse Zaken in de regering-Lumumba (en die de verordening tot afzetting
van de Eerste minister door het staatshoofd mee had ondertekend) de
machtsstructuur. Bij de macht van Kasavubu (die president van de Republiek
blijft) en die van Mobutu (die Victor Lundula aan de kant schuift en de leiding
van het leger overneemt) komt nu dus die van Bomboko, die tot hoofd van de
«regering» wordt bevorderd. De drie figuren die (opnieuw) een politieke post bekleden,
vormen in Leopoldstad de drie belangrijkste formele machtspunten
(presidentschap, leger en regering) waarop de actie tegen Lumumba zal steunen.
Valt hier aan te stippen dat alleen Bomboko de echte vastberadenheid heeft om
Lumumba rechtstreeks het hoofd te bieden.
Deze
toetreding tot de machtsstructuren en/of taak die zij krijgen toebedeeld zal in
aanzienlijke mate vorm geven aan de totstandkoming van een
«politiek-commerciële» elite die grote invloed zal uitoefenen op de
«lotsbestemming» van Congo. [DOC 50 0312/007, p.931]
Deze
staatsgreep zet er de getrouwen van Lumumba toe aan om naar Stanleystad te
vluchten. Daar installeert de op 5 september 1960 uit zijn ambt ontzette
vicepremier van de regering Lumumba en leider van de Parti solidaire
africain (P.S.A.) Antoine Gizenga een nieuwe ‘centrale regering’ – zeg maar
tegenregering – met een aantal lumumbistische ministers. Verschillende bronnen
gaan er van uit dat het aan Mobutu toegeschreven plan om het «College» op te
richten niet van Mobutu zelf komt en gaan er van uit dat de oprichting buiten
Kasavubu om is gebeurd. Men gaat er dus van uit dat het brein achter het plan buiten
Congo moet worden gezocht [DOC 50 0312/007, p.940]
Lumumba wordt tijdens zijn ontsnapping richting
Stanleystad waarin hij Antoine Gizenga probeert te vervoegen onderschept en op
17 januari 1961 naar Elisabethstad overgevlogen en geliquideerd. Het «Collège
de Commissaires» wordt een maand later ontbonden en vervangen door een
voorlopige regering met aan het hoofd Joseph Ileo. Op dat moment zijn er in
Congo drie concurrerende regeringen actief: Leopoldstad / Ileo; Stanleystad /
Gizenga; Elisabethstad / Tshombe.
Antoine Gizenga
In augustus 1961 vervangt president Kasavubu, Joseph Ileo, door vakbondsman Cyrille Adoula. Deze laatste wordt belast met de vorming van een regering van nationale eenheid die de lumumbistische nationalisten (waaronder Gizenga en Gbenye) en de leden van de Binza-groep moet samenbrengen (niet verwarren met de groep met dezelfde naam die tijdens de koloniale periode was bijeengekomen en waarin ook Europeanen zetelden). Bedoeling is dat deze coalitie Congo zal besturen – met de hulp van de U.N.O. – tot juni 1964. De «verzoening» tussen de aanhangers van president Kasavubu en de lumumbistische nationalisten – die de overwinning betekent voor de centrumpartijen – betekent helemaal niet de terugkeer van de rust in Congo. Dit ondanks het feit dat de aangestelde vicepremier van de Adoula-regering, Antoine Gizenga, stevig op post zit in zijn bastion Stanleystad. Komt daar bovenop dat Tshombe categoriek blijft weigeren om terug te keren in de schoot van de centrale regering van Leopoldstad.
Antoine Gizenga is de eerste die geneutraliseerd wordt. Dit gebeurt nadat generaal Lundula en Christophe Gbenye zijn arrestatie hebben voorbereid, na hierover onderhandeld te hebben met generaal Mobutu. Ze brengen hem over naar Leopoldstad waar hij onder huisarrest wordt geplaatst. Het conflict tussen Elisabethstad en de Centrale Congolese regering vraagt meer tijd en blijft nog meer dan een jaar aanslepen. Dit ondanks de steeds maar grotere inmenging van de Verenigde Naties (O.N.U.C.) in Congo. Tussen augustus 1961 en januari 1963 zetten de blauwhelmen drie grote offensieven op om de Katangese Secessie terug te dringen (lees hierover o.a. op deze site in: Congo/Dipenda/Het Eskadron Gidsen in de Katangese Secessie). Secretaris-generaal Hammarskjöld gokt namelijk dat de inzet van zijn Vredesmacht tegen Katanga, er de Amerikanen toe zal aanzetten om de V.N.-missie in Congo volop te steunen. De persoonlijke inzet van Hammarskjöld in de onderhandelingen met Tshombe zullen tenslotte tot zijn dood leiden. Het is pas na zijn dood dat de Hammarskjöld-strategie eindelijk vruchten oplevert als de Amerikanen en Britten de nodige militaire steun geven aan middelen en transport voor de ONUC-operaties. Toch zal het nog december 1962 worden alvorens de Verenigde Naties in Congo successen zullen behalen. Katanga capituleert tenslotte op 15 januari 1963. Terwijl Moïse Tshombe in ballingschap vertrekt vluchten veel huurlingen en Katangese gendarmen de dagen die volgen op de capitulatie richting Angola…
In 1965 voert Mobutu zijn 2de staatsgreep uit, met militaire hulp van Westerse landen die in hem een bondgenoot zien in hun strijd tegen een communistische heerschappij in Afrika. Hij richt een één-partij-staat op die alle andere politieke structuren verwijderd. In de loop van de volgende drie decades staat Mobutu aan het hoofd van één van de meest stabiele regimes van Afrika, maar ook aan één van de dictatoriaalste en corruptste…
Bronnen : U.S. DEPARTMENT OF STATE / Office of the Historian. The Congo crisis, the United Nations, and Zimbabwean nationalism, 1960-1963, Timothy Scarnecchia. http://www.massviolence.org , Chronologie de la République démocratique du Congo/Zaïre (1960-1997), Lanotte, Olivier. www.pearltrees.com , versie 21-03-2014 DOC 50 0312/003, Kamer, 4e zitting / 50e zittingsperiode, 2001-2002.