Als eerbetoon aan alle omgekomen militairen bij het drama in Detmold 1963, dit 'speciaal' blogartikel. 26 juni 1963 staat voor altijd als een zwarte dag genoteerd in de annalen van het Regiment Para-Commando. Ondanks het groot belang dat de twee opleidingscentra (het CE Para & CE Cdo) hechten aan de veiligheidsvoorschriften slaat het noodlot die dag toe. Het is trouwens aan de strikte toepassing van deze voorschriften dat het o.a. te danken is dat er, ondanks de gevaren die verbonden zijn aan de training en opleiding van onze paracommando’s, zeer weinig dodelijke ongevallen gebeuren. Die middag echter, iets na 12:00u, loerde het gevaar vanuit een totaal andere hoek... Vandaag is het precies 50 jaar geleden dat dit drama zich voltrok. De feiten: tijdens een manoeuvre van het 1 (BE) Corps in de toenmalige DDR werd een Flying Boxcar C-119 met paracommando’s van het 1 Para door een mortiergranaat getroffen. Het projectiel was afgevuurd door een Britse eenheid die in het kamp Sennelager buiten de toegelaten uren aan het oefenen was. Dank zij het koelbloedig optreden van Eerste-sergeant-majoor Edmond Chabot (die hierbij zelf om het leven kwam) en de twee andere dispatchers kunnen negen paracommando’s nog uit het vliegtuig springen, net voor het brandend neerstort. Bij dit drama verliest het Regiment Para-Commando 29 manschappen van het 1 Para en 3 dispatchers van het CE Para. Ook een adjudant van het A.N.C. (Congolese regeringsleger) en de volledige vliegtuigbemanning komt hierbij om het leven. Vandaag staat éénieder die op de één of andere manier verbonden is met het Regiment Para-Commando even stil bij dit tragische gebeuren. Elk gedenkt op zijn manier zijn omgekomen makkers en kaderleden. Gisteren, 25 juni, werd in het CE Para in Schaffen dit drama met een plechtigheid herdacht. They never die. They only fly away…
De golf aan beschuldigingen aan het adres van bepaalde Belgische onderdanen die in onze vroegere kolonie actief waren i.v.m. de moord op Lumumba en die momenteel door bepaalde media 'dik in de verf worden gezet' krijgen stilaan de kenmerken van een rookgordijn. De echte betrokkenen, dixit opdrachtgevers, blijven hiermee evenwel buiten schot. Maar wat hier ook het jammerlijke gevolg van is, is dat de duizenden gewezen kolonialen die zich met hart en ziel van hun taak hebben gekweten, onrechtstreeks door deze geruchtenmolen in een negatieve spiraal worden meegezogen. Het wordt stilaan tijd dat men zich objectief eens gaat toespitsen op hun verwezenlijkingen en wat er heden ten dage, na een wat men 'premature' onafhankelijkheid kan noemen, nog van overblijft. Maar dit is natuurlijk een heel wat minder spectaculaire issue. Hoewel, ...
Iedereen weet intussen dat de oorspronkelijke 'mythe', waarin men de dood van Lumumba op rekening van, of als een gevolg van stammentwisten en, of Afrikaanse 'rechtspraak' wil schuiven, totaal naast de kwestie zit. Niemand kan de stelling negeren dat dit gebeuren integendeel het gevolg is van een rationele strategie die vanuit bepaalde, vooral westerse kringen werd gedirigeerd. Op een website van de BBC lezen we op 13 december 2012 dat wettelijk gezien Katanga, als gevolg van haar secessie "op voet van oorlog was" en dat "de moord op Lumumba dus als een oorlogsmisdaad zou kunnen gecatalogeerd worden." Straffe taal! Ik vind het wel eigenaardig hoeveel moeite vanuit Britse hoek gedaan wordt om alles wat van ver of dichtbij verband houdt, of kan hebben met de Belgische kolonisatie, extreem wordt uitgesmeerd of in een negatieve daglicht wordt geplaatst. Wie wil men hiermee discrediteren? Het antwoord laat ik over aan de bezoeker van dit forum... Het gevaar is verre van denkbeeldig dat de modale lezer van al die publicaties en persberichten uit het oog verliest dat de geviseerde personen als schuldigen worden aanzien, hoewel ze momenteel nog door geen enkel gerechtsapparaat worden vervolgd of zelfs in staat van beschuldiging worden gesteld.Het wordt hoog tijd dat onze nationale pers ook deze piste eens in de verf zet! Ware het trouwens niet beter om eerst het gerechtsapparaat en pas daarna de mogelijke gevolgtrekkingen, hun beloop te laten gaan?
Barones Daphne Park
Groot-Brittannië betrokken bij de moord op Lumumba? BRON: «La Libre», 20 juni 2013. «De Britse inlichtingendienst M16 heeft een rol gespeeld in de moord op de eerste Premier van Congo, Patrice Emery Lumumba in januari 1961.» Dit onthulde Lord David Edward Lea in een rubriek van de «London Review of Books» (LRB) die, volgens een Indische krant «The Hindu», aan de lezers zo goed als onopgemerkt voorbijging. Dezelfde Lord verwijst naar een gesprek met de ex-eerste secretaresse Daphne Park van de Britse ambassade in Leopoldstad (nu Kinshasa) van 1959 tot 1961, een functie die tijdens de periode rond de onafhankelijkheid van de gewezen Belgische kolonie gekoppeld was aan de post van de Britse M16. «Wij hebben (iets te maken met de ontvoering van Patrice Lumumba). Ik heb dit zelf georganiseerd» heeft Mw. Parker toen bevestigd aan deze parlementariër met wie ze toen thee zat te drinken. Opnieuw volgens lord Lea, heeft de gewezen diplomaat-spionne uitgelegd «dat indien het Westen niet tussenbeide kwam, Lumumba de rijke minerale bodemschatten van Congo (intussen Democratische Republiek Congo geworden) aan ‘de Russen’ (in wezen de Sovjet Unie) zou overgemaakt hebben.» Door «The Hindu» ondervraagd heeft Lord Lea de inhoud van zijn brief aan de LRB bevestigd, hierbij verduidelijkende dat het gesprek met Mw. Park – intussen Barones Park van Monmouth geworden – plaats greep enkele maanden voor haar dood in 2010. «Dit is het gesprek dat ik met haar gevoerd heb en dit is wat zij me hierover heeft verteld. Ik heb hier verder niets aan toe te voegen» verduidelijkte hij verder. De eerste leider van de Congolese regering na de onafhankelijkheid van juni tot september 1960 Patrice Lumumba werd door president Joseph Kasavubu uit zijn ambt ontzet. Nadat Joseph-Désiré Mobutu midden september de macht had overgenomen werd Lumumba gevangen gezet en daarna naar de mijnregio van Z-O Katanga overgebracht met – volgens La Libre – de steun van België. Hij werd daar op 17 januari 1961 vermoord. In volle Koude oorlog hing er een schaduw van de C.I.A. boven de operatie. In 2001 kwam een Belgische parlementaire onderzoekscommissie tot het besluit dat België hierin een «morele verantwoordelijkheid» had, waarna ons land zijn excuses bood aan Congo. Dit persbericht werd eerder al door het persagentschap «Belga» verspreid (1 april 2013) en verscheen ook in «The Times» (zie fragment hieronder). Last updated at 12:01AM, April 2 2013
The British Secret Intelligence Service may have played a role in the assassination of Patrice Lumumba, the first democratically elected Prime Minister of Congo, according to remarks said to have been made by MI6’s former head of station in the region. The late Baroness Park of Monmouth, known as Daphne Park when she was sent as an MI6 officer to the Belgian Congo in 1959, told a fellow peer before she died three years ago that she had been behind the elimination of Lumumba (…) De moord op Lumumba – Na 50 jaar spreekt een Belgische getuige. Bron: «La Libre». In de editie van donderdag 20 juni 2013 publiceert «Paris Match» een uitgebreid gesprek met de 89 jarige Jacques Bartelous , één van de 10 door de familie van Lumumba beschuldigde landgenoten in de zaak van de moord op de Congolese leider, die in januari 1961 in Katanga werd geëxecuteerd. In die tijd oefende de gewezen magistraat uit Dinant de functie van kabinetschef uit op het kabinet van de afgescheiden Katangese president Moïse Tshombe. Hij was door de neerlegging van een klacht in 2011 door de oudste zoon van Patrice Lumumba bij een Brusselse onderzoeksrechter geviseerd en Bartelous levert voor het eerst, na 50 jaar stilzwijgen, publiekelijk commentaar op de zaak. Hij verdedigt zich en zegt op geen enkele manier deelgenomen te hebben aan de moord op het boegbeeld van de Congolese onafhankelijkheid, integendeel alles in het werk te hebben gesteld om Tshombe te overtuigen niet in te gaan op de geplande transfert van Lumumba naar Katanga, daar hij overtuigd was dat dit Lumumba’s zekere dood zou betekenen. Hij maakt tevens aan het weekblad details over van de gebeurtenissen die het einde van de eerste regeringsleider van de Democratische Republiek Congo hebben versneld. Hij brengt tevens verslag uit van de druk die bepaalde Belgische autoriteiten van die tijd hebben willen uitoefenen op Tshombe, opdat hij groen licht zou geven voor de komst van Lumumba naar Elisabethstad, ondanks het gebrek aan twijfel over zijn toekomstig somber lot. Hij voegt daar verder aan toe, dat in de loop van de acht dagen die volgden op de moord, Brussel zich valselijk ongerust maakte over de gezondheid van Lumumba, ondanks de wetenschap dat hij geëxecuteerd was. De raadsman van Jacques Bartelous, Dominique Remy, heeft het arrest van de Brusselse Kamer van inbeschuldigingstelling gedeeltelijk ongedaan gemaakt, welke opdracht had gegeven om de behandeling van het dossier verder te zetten, waarin niemand voorlopig nog beticht wordt. Het Hof van Cassatie heeft inderdaad het bestaan van een voorrecht van rechtspraak erkend ten behoeve van Jacques Bartelous, omwille van zijn kwaliteiten van magistraat emeritus. LECTUUR: De gemanipuleerde geschiedenis; de weerlegging van onwaarheden... Opmerkingen in de rand.20/6/2013 In 2011 verscheen bij Uitgeverij Masoin (Brussel) het naar mijn bescheiden oordeel, nogal spraakmakende boek Le Congo au temps des belges. L'Histoire manipulée - Les contrevérités réfutuées 1885-1960. De auteurs (A. de Maere d'Aertrycke, A. Schorochoff, P. Vercauteren en A. Vleurinck) gaan er van uit dat sinds meer dan tien jaar, de vroegere Belgische koloniale werking het mikpunt is geworden van een schandelijke georganiseerde en tendentieuze mediacampagne (zowel nationaal, als internationaal). Deze campagne krijgt de steun van een selecte groep bekende personen die in de schoot van respectabele instellingen of organisaties zetelen. De auteurs gaan er dan ook van uit, dat de modale burger "het recht heeft op objectieve en complete informatie dienaangaande", die gebaseerd is op, en ik citeer: "concrete en bewezen feiten". Ze staven in hun boek hun beweringen van 'misleidende informatie' met een 16-tal voorbeelden over een periode van twaalf jaar gespreid (1998-2010). Tweederangsschrijvers, maar ook journalisten, nationale en internationale media, uitgeverijen, theatermakers en toonaangevende kranten passeren allemaal de revue en "willen allemaal schade berokkenen aan Belgen die momenteel nog enkele belangen te verdedigen hebben in Congo". Alles draait volgens de auteurs, rond pure concurrentiële wereldhandelspolitiek en bepaalde personen of instellingen willen ook de Belgische monarchie compromitteren en schaden en, indirect, ook de Congolezen, Rwandezen en Burundezen waarmee de Belgen handelsbetrekkingen onderhouden. Ze gaan ver in hun weerleggingen en beschuldigingen zowel de VRT, als de RTBF, het Théatre des Marthyrs (Brussel), maar ook TV5, ARTE, uitgeverij l'Harmattan van "verspreiding van valse informatie". Ook andere buitenlandse zenders moeten het ontgelden: BBC, ZDF, DRTV, TV Canada en Australische, Amerikaanse, Aziatische en zelfs Afrikaanse zenders staan in hun 'zwarte' lijst. Hun beweringen - eerlijk toegegeven: niet zelden heel goed gefundeerd - stemmen uiteraard tot nadenken. En dan vooral omdat ze hiermee aanzetten tot voorzichtigheid bij onze zoektocht naar de waarheid. Eigenlijk leveren de vier auteurs met hun boek 'tegengas' ten opzichte van de bij ons allen gekende auteurs die (terecht of niet) de Belgische koloniale geschiedenis met de nodige argwaan of extreem negativisme belichten. En we moeten eerlijk zijn: ook de stelling van deze laatsten dient met de nodige argwaan en voorzichtigheid benaderd te worden en in hun geval geldt evenzeer de regel: Tempus omnia revelat... De eerder hier door mij vermelde klacht van de familie Lumumba betreffende de moord op de Congolese premier Lumumba en verschenen in het weekblad «Marianne» (zie mijn eerdere post van 13 mei 2013) lokt furieuze reacties uit bij één van de beschuldigden. De exclusieve reactie van de Belgische officier Claude GRANDELET, de enige nog in leven zijnde officier die aanwezig was, ik citeer «tijdens de laatste uren van de mythische figuur van de Congolese onafhankelijkheid» verschijnt deze week in het weekblad «Le Vif», de Franstalige tegenhanger van «Knack». Le Vif: «U kunt begrijpen dat het voor mij uiterst lastig is om mijn naam verbonden te zien met het beeld van beul en moordenaar. Wordt de grond van deze aanklacht niet door een groot deel van de publieke opinie aanvaard?» De 79 jarige Claude Grandelet doet geen moeite om zijn bezorgdheid en ergernis te verbergen. De wederopleving van de laatste elementen uit «de zaak Lumumba» hebben deze 'carrière officier', een gewezen FP-er van Belgisch Congo die de beklemmende uren van de Katangese secessie van juli 1960 tot april 1961 heeft meegemaakt, danig geschokt. Hij behoort tot één van de tien Belgische onderdanen - waarvan zeven nog in leven - die geviseerd worden in de aanklacht van de kinderen en kleinkinderen van Patrice Lumumba. Net als Jacques Bartelous (kabinetchef van de Katangese president Moïse Tshombe), Carlo Huyghé (adviseur van de Katangese minister Joseph Yav), Jacques Brassinne en René Grosjean (leden van de adviesraad van Katanga), Etienne Davignon (afgevaardigde op het kabinet Buitenlandse Zaken) en François Son (brigadier bij de Katangese gendarmes) wordt hij er van beschuldigd verwikkeld te zijn geweest bij de moord op Lumumba de avond van 17 januari 1961. Op 17 januari 1961 rond 16:30u wordt hij met hoogdringendheid naar de luchthaven van Luano gestuurd, die gelegen is op een 10-tal kilometer van het centrum van Elisabethstad (nu Lubumbashi). Een toestel wil er landen, maar weigert zich te identificeren. Grandelet heeft plaatsgenomen in de geschutstoren van een gepantserd voertuig «Greyhound», dat door brigadier Son bestuurd wordt. «Onmiddellijk na de aankomst van onze compagnie krijgt de DC4 toelating tot landen. We rijden tot aan de Katangese militaire zone van het vliegveld, de geschutstoren naar het toestel toe gericht. Het peloton staat in een boog links van het toestel opgesteld langs beide kanten van onze pantserwagen.» Er worden drie gevangenen uit de DC4 gehaald, waaronder Patrice Lumumba. In september 1960 afgezet, werd de Congolese Eerste minister sinds december opgesloten in het militaire kamp van Thysstad (Mbanza-Ngungu) in Neder-Congo. Met deze transfer naar Katanga begint het martelaarschap van Lumumba. Tijdens de vlucht wordt hij net als Mpolo en Okito, zijn twee onfortuinlijke gezellen, onder handen genomen door zijn bewakers. Door MP's opgepikt, worden de gevangenen onder geroep en kolfslagen naar een jeep gesleept. Hoog in de geschutstoren van zijn pantserwagen geposteerd volgt luitenant Grandelet het konvooi dat de gevangenen naar het huis Brouwez brengt, een villa van een Belgisch koloniaal die opgeëisd werd en die op 3 kilometer van het vliegveld staat. Daar ter plaatse worden de gevangen mishandeld door de militairen die geacht worden om hen te bewaken en volgens sommige bronnen ook door de Katangese ministers die van 17:30u tot 19:00u daar de revue passeren. «Ik heb gevraagd om Lumumba te zien. Kapitein Gat, die de sleutel van de badkamer had waar Lumumba opgesloten zat, heeft me vergezeld. Niemand kon zonder zijn toestemming daar binnen geraken. Ik heb Lumumba bij de closetpot zien neerzittten, de knieên geplooid en handen op de rug gebonden. Hij vertoonde sporen van slagen, maar had geen open kwetsuren en was volledig bij bewustzijn. Een deel van zijn hoofdhaar was hem uitgerukt en hij had geen bril meer op. Hij leek me zeer waardig. Hij wist dat het voor hem voorbij was.» Later keert luitenant Grandelet per jeep naar Elisabethstad terug. Hij moet er de rest van de compagnie MP gaan ophalen voor de aflossing van de wacht. «Ik ben rond 23:30u teruggekeerd naar het huis Brouwez, na opgehouden te zijn geweest door een heftig onweer. Ik was verrast daar niemand meer te vinden.» De reden was dat de gevangenen intussen een 50-tal kilometer verder naar een bosrijke savanne waren overgebracht. Ze werden er in aanwezigheid van Tshombe, van Katangese ministers, Katangese politie- en legerverantwoordelijken, waaronder vier Belgen, commissaris Verscheure, kapitein Gat, luitenant Michiels en brigadier Son, geëxecuteerd door burgerlijke en militaire politiemannen. Claude Grandelet werd midden de nacht door de twee laatsten gewekt. «Ze trokken een grimas en zegden me gewoon; "Het is voorbij". Ik heb geen details gevraagd. Ik ging er van uit: hoe minder ge weet, hoe minder ge riskeert te vertellen, vooral indien men u zat voert. We zijn ter plaatse blijven slapen. De volgende dag beseften we dat deze executie een grote stommiteit was die, als het nieuws éénmaal gekend werd, het einde van onafhankelijk Katanga zou betekenen als gevolg van internationale reacties.» De volledige getuigenis deze week in «Le Vif/L'express»... Le Vif/L'Express is een Franstalig Belgisch weekblad. Het werd in 1983 opgericht en geldt als het eerste weekblad van Franstalig België. Het blad betreft een samenwerking tussen Le Vif en het Franse L'Express. Uitgever is de Roularta Media Group. Kolonel S.B.H. Luc Marchal ontving zaterdagavond 25 mei 2013 de internationale onderscheiding «Victoire Ingabire Umuhoza» 2013. Deze prijs beloont een persoon of een instantie die zich ingezet heeft voor de Vrede en Democratie in de regio van de Grote Meren en wordt toegekend door de «Internationale Vrouwenorganisatie van Vrouwen voor Vrede en Democratie» en na een selectie door een internationale jury, waaronder een gewezen Nobelprijswinnaar van de Vrede. Enkele dagen geleden ontving ik vanuit mijn uitgeverij volgende bijdrage, toegestuurd door Georges Antippas, auteur van het boek «Les Pioniers méconnus du Congo belge». In dit boek beschrijft hij de ervaringen van de ‘Griekse kolonie’ in Congo Vrijstaat en Belgisch Congo en zelfs eerder. G. Antippas is geboren in Kolwezi en woont in Kinshasa. (ISBN 978 90 76831 06 0, 344 pag., formaat 21.0 x 29.5 cm. Te verkrijgen via Uitgeverij Masoin – [email protected] ) Hieronder volgt een samenvatting van de bijzonderste punten uit het rapport van het LICOF, dat een nogal onthutsend beeld schept van de groeiende corruptie in al de geledingen van de Congolese Democratische Republiek (R.D.C.). Deze bijdrage is gebaseerd op een reportage van het R.F.I. (Radio France Internationale) die het kankergezwel dat ‘corruptie in Congo’ heet even nader onder de loep nam. Oscar Rachidi, de voorzitter van de Liga tegen corruptie en fraude (LICOF) in de R.D.C. heeft donderdag 16 mei 2013 op Radio France International (R.F.I.) bevestigd dat, ik citeer: «de corruptie in alle economische sectoren van de R.D.C. als een kanker oprukt.» Een samenvatting van zijn bevindingen: «De corruptie gaat er enkel maar op voorruit. Zelfs in de bankensector is deze open en bloot aanwezig.» De mijnsector. In de mijnsector situeert zich het zwaartepunt van de corruptie. De maatschappijen verkopen zogenaamde ‘onderwaardeerde’ concessies aan maatschappijen die in belastingparadijzen zijn gevestigd en ontlopen zo hun belastingen. Zes maanden geleden verbrak het Internationaal Monetair Fonds (I.M.F) zijn relaties met de R.D.C. juist wegens «een gebrek aan transparantie in de mijnsector.» De mijnsector ligt heden ten dage in handen van Indiërs, Libanezen en Chinezen. «Het is bij wijze van alarmkreet dat ik druk probeer uit te oefenen opdat de president zou ingelicht worden dat de verantwoordelijken hiervoor zich rond hem aan het organiseren zijn om de R.D.C. systematisch leeg te plunderen» bevestigt Oscar Rachidi. Volgens berekeningen van het «Africa Progress Panel» van Koffi Annan werden er «vijf van dergelijke transacties uitgevoerd, hiermee een verlies toebrengende aan de Congolese staat van 1 miljard U.S. dollar.» Oscar Rachidi gaat er van uit dat enkel draconische maatregelen van het Congolese staatshoofd hiertegen iets zullen bewerkstelligen. De Congolese spoorwegen. De voorzitter van het LICOF betreurt dat de 218 miljoen USD, vrijgemaakt door de Wereldbank ten gunste van de Société nationale des des chemins de fer Congolais (S.N.C.C.) als het ware ‘verdampt’ zijn. «Ik ben vakbondsman bij de S.N.C.C. Tot op heden is er hier nog geen enkele locomotief, noch reiswagon of transportwagon bijgekomen. Er werd zelfs, en dit op een moment waarop SNCC-ambtenaren armoede lijden en vijf maanden op hun rechtmatig loon moeten wachten, nog geen meter spoor hersteld.» «Er is een hoge graad aan sterfgevallen bij de ambtenaren en hun families. Er is een stijging van echtscheidingen omdat de vrouw die zonder eten thuis zit zich moet gaan prostitueren om te kunnen overleven» aldus Rachidi. Volgens de bevindingen van Oscar Rachidi «karakteriseert straffeloosheid het hele systeem, zelfs bij het bankwezen, waar de ambtenarenlonen door bepaalde gezagsdragers teruggevorderd worden in plaats van deze te gebruiken om de levensomstandigheden van de ambtenaren en bedienden te verbeteren die het vandaag met 40 of 50 dollar moeten stellen.» Voordat het «systeem van bankrekening houders – ingevoerd door Eerste minister Matata Ponyo – van toepassing was, zorgden invloeden van bureauchefs op de lonen van bedienden en militairen eveneens voor een woekerende plaag in het land.» De volksvertegenwoordigers zitten in de corruptie verwikkeld. Men kent de namen van de volksvertegenwoordigers die deel uitmaken van de corruptie. «Hoe is het te verklaren dat een volksvertegenwoordiger een salaris kan opeisen van 14.000 dollar, terwijl een staatsambtenaar 40 dollar op zijn loonbriefje vermeld krijgt» vraagt Rachide zich terecht af. «We trekken weer aan de alarmklok om kondig te maken dat een herziening van de grondwet enkel en alleen kan gebeuren via een volksraadpleging en niet vanuit het niveau van het Parlement uit. Als men dit durft doen, bijvoorbeeld het mandaat van de president van de Republiek dat beperkt was tot twee en dit uiteindelijk tot drie of vier te herzien, dan mag men zich aan de woede van het volk verwachten» waarschuwt de voorzitter van het LICOF. Volgens hem «zal een verandering of aanpassing van de grondwet zonder referendum voor een catastrofe zorgen omdat de bevolking dit gewoonweg niet zal aanvaarden.» «Als er veranderingen ingevoerd worden moet men deze ondergeschikt maken aan zogenaamde populaire maatregelen» vindt Oscar Rachide. Hij besluit als volgt: «Op internationaal vlak bekleedt de R.D.C. de 167ste plaats op een totaal van 176 landen. En het is in deze moeilijke strijd tegen corruptie dat het LICOF zich engageert en jaarlijks een rapport uitbrengt over de corruptie in de Democratische Republiek Congo.» Een rapport dat stof tot nadenken levert. Maar niet kan opgelost worden met nadenken alleen… Moord op Lumumba. Het persbureau Belga verspreidt volgende nota: De Belgische uitgave van het weekblad "Marianne" heeft zaterdag 11 mei 2013 de namen van tien Belgen kenbaar gemaakt, die betrekking hebben op de klacht n.a.v. de moord op hem op 17 januari 1961, neergelegd door de familie van de Congolese Eerste minister Patrice Lumumba. Het arrest van de Brusselse Kamer van beschuldiging van 12 december 2012 die de mogelijkheid hiertoe biedt, maakt hierbij in het bijzonder gewag van de naam van Etienne Davignon, toen verbonden aan het Kabinet van Buitenlandse Zaken. Onder de tien genoemde personen zijn er drie overleden. Volgens "Marianne Belgique" vindt men er ook de namen terug van Charles Huyghé, in die periode kabinetschef van de Katangese minister van Defensie, deze van magistraat Jacques Bartelous, van François Son, de adjunct van de kapitein die aan het hoofd stond van de Katangese gendarmen, van Claude Grandelet, carrière-officier, van Jacques Brassinne de la Buissière, diplomaat en politicoloog en René Grosjean, die deel uitmaakte van het "raadgeversteam" rond de Katangese leider Moïse Tshombe. Drie onder de ten laste gelegde personen zijn dus overleden. Het gaat om: onderluitenant Roger Leva, die instond voor de omkadering van Tshombe's politiemacht en in 2012 overleden net als Fernand Vervier, jurist en politicoloog verbonden aan het Kabinet voor Afrikaanse Zaken. Carrière-officier Armand Verdickt is in 2011 overleden. Tot daar Belga. Hierbij even vermelden dat de vervolging van deze tien Belgische prominenten het gevolg is van het ophefmakende boek "De moord op Lumumba" van socioloog, onafhankelijk onderzoeker en publicist Ludo De Witte (° 1956), verschenen in 1999. Het boek zou de neerslag zijn van een diepgaand onderzoek naar de opdrachtgevers van de moord op de eerste premier van Congo. Het is gebaseerd op unieke getuigenissen en documenten. De auteur deed daarvoor onderzoek in onder meer de archieven van de Verenigde Naties in New York en in deze van het Belgische ministerie van Binnenlandse Zaken. Het boek was tevens de aanleiding voor de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie. Op 20 oktober 2000 verscheen in de Financieel Economische Tijd volgende bijdrage: Volgende week nemen de leden van de Lumumba-commissie de draad van hun werk weer op. Het valt te verwachten dat gedurende de volgende maanden in de politieke kolommen regelmatig plaats gemaakt wordt voor de werkzaamheden van de parlementsleden, van wie over zes maanden een eindrapport verwacht wordt. Dat deze zaak als belangrijk wordt ervaren door de Belgische bevolking is niet zeker; regelmatig horen we de opmerking dat het allemaal toch al wel erg lang geleden is en dat het in feite nergens toe dient. Het lijkt ons daarom zinvol om nu, voor de debatten beginnen, duidelijk te maken waarom deze zaak wel degelijk belangrijk is. Het verhaal van de moord op Lumumba duurt nu al veertig jaar. In het begin was de officiële versie er een van Congolese dorpelingen die ergens in de Katangese brousse het recht in eigen handen hadden genomen. Al vlug werd deze mythe doorprikt. Toen werd het een politieke afrekening tussen etnische vijanden. Maar gaandeweg verschoof het toneel meer naar het noorden. Eerst, in Kalbs 'Congo Cables', naar Washington, en later, in De Witte's 'Moord op Lumumba',naar Brussel. Het lijkt op een lange reis van de boemerang van het kolonialisme die, in dit geval, aan het terugkeren is in de richting van de Wetstraat. Het is belangrijk om het vertrekpunt te vergelijken met wat er nu op het spel staat. Oorspronkelijk voorgesteld als een vergelding onder Afrikanen, een voorbeeld van 'Afrikaans recht', een uitloper van 'stammentwisten', bleek het gaandeweg een rationele strategie te zijn, ontwikkeld in het noorden. Het kan daarom gelden als een case study van wat er eigenlijk achter de 'irrationele' Afrikaanse brutaliteiten schuil kan gaan. Is dit een open deur intrappen ? Afgaande op de analyses van huidige conflicten in Afrika en op de politieke conclusies die het noorden eruit trekt lijkt het ons van niet. Het moet duidelijk zijn dat de commissie niet als opdracht heeft om Lumumba te evalueren, evenmin is het de bedoeling om er een proces van het kolonialisme van te maken. Het gaat om een onderzoek over de moord op Lumumba en het mogelijke aandeel daarin van de Belgische autoriteiten, en dat is meer dan voldoende. Het sluit heel wat vooronderstellingen in, bijvoorbeeld : dat de Belgische staat klaar is om de eigen vaderlandse geschiedenis zeer kritisch te benaderen. Dat Afrikaanse politici au sérieux genomen worden. Dat Afrikaanse geschiedenis op eenzelfde, wetenschappelijk onderbouwde manier benaderd wordt als, zeg maar, Europese. Nee, dit zijn nog altijd geen evidenties. We verwijzen hierbij graag naar de schitterende documentairereeks van Radio 1 op zondagochtend, 'Bwana Kitoko'. De verschillende uitzendingen illustreerden perfect de kolonialistische ideologie, waarbij inbegrepen het 'humanistische' karakter. De nadruk op het 'anders' zijn van Afrika is daarin opvallend. Afrikanen hebben 'andere' gewoonten en 'andere' normen. Afrikanen denken 'anders' (wij cartesiaans, zij bantu). Afrikanen hebben 'andere' waarden en normen (een mensenleven is voor hen minder van tel als voor ons). Dit alles wordt gelardeerd met pseudo-wetenschappelijke verklaringen van antropologische inslag, door mensen die hun autoriteit ontlenen aan het feit dat ze 'ginder' gewoond en gewerkt hebben. Aan de zondagse koffietafel klonk het misschien als ebbenhouten melancholie van het kaliber van de koloniale'beeldekes' in chocoladerepen of knikkende spaarpotnegertjes, maar het is een discours dat niet tot het verleden behoort. Het bepaalt nog steeds onze kijk op Afrika en op Afrikanen. Analyses van hedendaagse conflicten zoeken maar al te dikwijls vluchtwegen in dogma's als 'Afrika is niet Europa', daarbij implicerend dat de normen en de gedragsregels (ook voor westerlingen) anders zijn. Zulke analyses worden handig voor eigen gebruik overgenomen door dictators om een gebrek aan democratie te rechtvaardigen. Mobutu was hierin een meester ('nous ne sommes pas des européens, nous sommes des bantous') en zette daarmee meer dan eens westerse politici schaakmat. Het is dan ook van groot belang dat het werk in de commissie deze retoriek opzij schuift. Er is geen diffuse 'psychologie van de bantu' nodig om de politieke en sociale realiteiten te ontleden ; een 'cartesiaanse' benadering zal volstaan. Evenmin is het nodig dat aan Lumumba een messiaanse dimensie wordt toegekend om het hele debat een grote symbolische waarde te geven. Indien het ernstig gevoerd wordt, betekent het dat er afstand genomen wordt van de courante beeldvorming over Afrika. Dit impliceert dat het idee van de 'vanzelfsprekende' morele superioriteit van het noorden verlaten wordt en is, de facto, een erkenning van de determinerende rol van het noorden in het postkoloniale Afrika, en in de chaos die in bepaalde gebieden heerst. Het komt erop neer dat ook het noorden niet vereffende schulden heeft aan het zuiden. Het zou een basis kunnen worden voor een gesprek tussen partijen die altijd moeilijk met elkaar konden praten. Veertig jaar na datum kan het noorden dan constructief meewerken aan een werkelijke dekolonisatie. Eén rapport van een parlementaire commissie in februari zal de nieuwe lente niet maken, maar de Rwanda-commissie maakte een begin dat nu wordt voortgezet. Het zijn evenveel eerlijke en ernstige signalen aan het zuiden én aan het noorden. Westerse politici zullen weten wat het betekent als ze tijdens een Afrikaans staatsbezoek in een limousine door Avenue Lumumba of Lumumba Street gereden worden. (Financieel Economische Tijd, 20 oktober 2000) In verband met de klachtneerlegging van de familie Lumumba wil ik hier toch even aanstippen dat de tien genoemde personaliteiten door hen werden beschuldigd, wat nog niet betekent dat ze schuldig zijn. |
AuthorEddy Hoedt Categories |