RETROSPECTIEF SOMA, 20-03-2013. Technische Bijstand of operationele inzet? Nabeschouwing op de vraag van Ludo de Witte tijdens de conferentie van Kris Quanten en refererende naar het bilan van o.a. de operatie op Stan en Paulis, nov 1964. Cijfers werden i.d.v. door de gastspreker en docent K.M.S. niet aangehaald of gepreciseerd (o.a. een beperking in tijd welke door de moderator strikt werd gehanteerd verhinderden hem om dieper op bepaalde aspecten in te gaan). Enig opzoekingswerk hieromtrent leert ons dat tijdens de operaties op Stanleystad en Paulis een honderdtal Europeanen door de opstandelingen werden gedood, terwijl ongeveer 2.000 personen werden door de Belgische paracommando's gered/bevrijd. Aan de zijde van de interventietroepen lagen de verliezen laag: 3 gesneuvelde militairen. De cijfers die betrekking hebben op gedode Afrikanen tijdens de acties zijn onmogelijk te tellen, rekening houdende met de zeer harde repressie gevoerd door de huurlingen, het A.N.C. en de Congolese Sûreté. Het is duidelijk dat de situatie van de blanken in de niet-bevrijde gebieden en in handen van het A.P.L. zeer netelig werd (onbereikbaar en verspreid in de brousse). men gaat er van uit dat hun aantal boven de 600 lag. Er is melding gemaakt dat er tijdens de operatie op Stanleystad (24 nov 64) bovenop de vermelde cijfers (een honderdtal) nog 17 extra burgerslachtoffers door de opstandelingen werden gemaakt. In de regio Isangi (noorden van Stan) vielen negen doden onder de blanken; en twee Europeanen verdwenen spoorloos. In Mungbere werden volgens getuigenis van een blanke non tien Belgen (mannen en vrouwen) vermoord door de opstandelingen. Toen de rebellen de landing van Belgische parachutisten op Stan vernamen, posteerden ze twaalf personen op een brug boven een rivier met krokodillen (waaronder vrouwen en drie kinderen). Negen mannen en vrouwen werden twintig meter naar beneden in de rivier geworpen, voor de ogen van de kinderen die hun ouders een verschrikkelijke dood zagen sterven. Ook voor de religieuzen M/V zijn de verliescijfers hoog. Van de 44 kerkelijke gebieden werden er 27 door opstandige calamiteiten getroffen. De 14 andere zijn verlaten of in handen van de rebellen. Volgens de cijfers van DIA (18-1-1965) stierven er 93 missionarissen, 4 geestelijken en 1 Congolese non de marteldood. Dit zijn allemaal officiële cijfers, zodat de aantallen wellicht stukken hoger liggen.. Minister van B.Z. Paul Henri Spaak verklaarde op 11 dec 1964 tijdens zijn betoog op de Veiligheidsraad "dat er inderdaad in Stanleystad vóór 24 november 'slechts' één persoon werd gedood maar dat men niet kan ontkennen dat het aantal door de rebellen gedode burgers in die hele regio, soms onder uiterst wrede omstandigheden, onmogelijk kan geschat worden". Minister van Staat, Gaston Eyskens, schrijft in zijn memoires het volgende over de Belgische interventie in 1964: In april 1963 kwam in Leopoldstad de zogenaamde regering der verzoening tot stand. Veiligheidshalve bleven de VN-troepen nog in Kongo, maar niet lang na hun vertrek eind juni 1964 nam de spanning opnieuw toe. Aanhangers van Lumumba bezetten met een rebellenleger Stanleystad waar ongeveer 1000 blanken verbleven. Zij dreigden ermee de blanken te gijzelen indien regeringstroepen, waarvan Belgische huurlingen deel uitmaakten, de stad zouden aanvallen. Spaak knoopte met de rebellenleiders onderhandelingen aan, maar zonder succes. De regering-Lefèvre-Spaak handelde daarop zoals mijn regering in 1960. Zij besliste met een militaire actie de Belgische onderdanen te beschermen en eind november 1964 werden die door paracommando's bevrijd. Zoals in 1960 bekritiseerden Afrikaanse en communistische landen bijzonder scherp het Belgische militaire optreden. Opnieuw moest België zich voor de Veiligheidsraad verantwoorden. Het debat werd besloten met een resolutie waarin aangedrongen werd op onderhandelingen tussen de Kongolese regering en de opstandelingen en op de terugtrekking van alle buitenlandse huurlingen uit het Kongolese leger. De Belgische tussenkomst toonde andermaal aan dat het Kongolese leger niet in staat was de orde te handhaven. Nochtans had kolonel Mobutu, zo vertrouwde minister van Landsverdediging P.W. Segers me toe, hem kort na het vertrek van de VN-troepen bij een bezoek aan ons land gezegd dat de Kongolese strijdkrachten ‘een magnifiek korps’ vormden. P.W. Segers vertelde me ook dat de Kongolese soldaten alleen onder leiding van Belgische officieren de rebellen wilden bevechten. (Memoires Gaston Eyskens, Lannoo, 1993, p.665). Majoor K. Quanten belichtte tijdens zijn conferentie het eigengereide optreden van Spaak. Pas als de luchtlandingstroepen zich al op Ascension bevonden werd het parlement hierover ingelicht. Een en ander had uiteindelijk en natuurlijk ook te maken met de geheimhouding van de operatie. Ook de rol die minister Lefèvre speelde in de voortzetting van bijkomende operaties is van niet te onderschatten waarde. Gelukkig zou ik zeggen. Waar Spaak begon te zwichten onder de internationale druk, wierp minister Lefèvre zijn gewicht in de schaal en het is trouwens (vooral) ook dank zij hem dat "Dragon Noir" effectief werd uitgevoerd. Honderden blanken danken hun leven aan de toenmalige premier van CVP-signatuur. Dit aspect wordt ook in mijn boek "Het jaar van de Draak. Congo 1964" enigszins onder de loep genomen en belicht. |
AuthorEddy Hoedt Categories |