De inplanting van de Basis van Kamina in Afrika, een militaire basis die een niet te onderschatten rol heeft gespeeld tijdens de woelige dagen van Congo in 1960, kwam er om puur strategische redenen. In geval van een nieuw wereldconflict – Wereldoorlog II was pas geëindigd – wil de Belgische regering kunnen beschikken over: 1) een militaire basis waar troepen kunnen ondergebracht worden en 2) over een ‘ADVANCED FLYING SCHOOL’, een pilotenopleidingscentrum van hoog niveau dus.
In december 1947 ondertekent kolonel s.b. De Fraiteur, toenmalig Belgisch minister van Defensie, de eerste aanbevelingen m.b.t. de bouw van de Basis van Kamina. Hiermee gaat hij akkoord met het algemeen plan, hem op 28 december 1947 door majoor Emile Janssens overhandigt. In juli 1948 krijgt majoor Janssens de opdracht om de basisinrichting van het Metropolitaanse Leger in Afrika op de steigers te zetten. Vanaf eind juli tot 30 september 1948 neemt hij deel aan de eerste verkenningen tussen LUPUTA en KAMINA. Deze gebeuren eerst met een DAKOTA voor het nemen van luchtfoto’s, de luchtverkenningen zelf worden verdergezet met een SV.4-toestel van de Force Publique (dubbeldekker), dan per jeep en uiteindelijk te voet. Op 1 januari 1949 is de kerngroep die zich zal inzetten voor de Metropolitaanse Basis van Afrika, rond. De voorlopige zetel, die zich momenteel nog in de Prins Boudewijnkazerne in Brussel bevindt, wordt naar Kamina overgebracht in februari 1949. De ploeg van majoor Janssens komt op 28 januari 1949 aan op de plaats waar men de nieuwe basis wil inplanten.
Aanvang der werken.
SV.4, dubbeldekker van de Belgische firma Stampe en Vertongen uit Deurne.
Vanaf die datum gaan de inleidende verkenningen verder en gebeuren de eerste topografische opmetingen voor de inplanting van twee parallelle pistes. Hiervoor dienen eerst acht ‘paden’ aangelegd te worden om de verplaatsingen mogelijk te maken – sommigen zijn meer dan acht kilometer lang. Deze komen er dank zij het gebruik van een gewone landbouw tractor, een gehuurde bulldozer en ook door de arbeid van met machetes toegeruste inlanders.
In maart 1949 is men klaar met de eerste waterput en met het eerste geprefabriceerde huis, zodat men definitief de tenten kan verlaten. In juni van datzelfde jaar komt het meer aangepast materieel aan: bulldozer, de machine om de grond te nivelleren en ander zwaar materieel. Er wordt een oven gebouwd om bakstenen te produceren en men ontdekt een belangrijke ondergrondse granietlaag. De uitbouw van een wegennet die de aanvoer van de grondstoffen uit de steengroeven moet mogelijk maken geven een nieuw elan aan de diverse bouwwerven. Ondanks men af te rekenen krijgt met achterstand van levering van materieel slaagt men erin om op 17 december 1949 de eerste landingspiste voor vliegtuigen in te wijden. Een hoogdag in de annalen van de geschiedenis van de Basis; het eerste vliegtuig kan landen.
De eerste landingspiste heeft volgende kenmerken: ze heeft een lengte van 1500 meter, is 60 meter breed, waarvan een axiale strook van 20 meter verhard is met fijn gestampte en geplette materie van termietenheuvels. Verder beschikt deze over een vrijgemaakte middenstrook van 700 meter en nog over 120 meter aan elke kant van de piste. Vol goede moed vat men het jaar 1950 aan.
Op 15 januari landt er een eerste DC3 ‘Dakota’ bestuurt door luitenant-kolonel vlieger Burniaux, tweede in bevel van de staf van de luchtmacht, die hiermee bevestigd dat de piste vliegtuigen van dit type zonder problemen kan ontvangen. De verbinding België-Basis van Kamina is een feit.
Drukke maanden.
DC3 DAKOTA
Intussen gaan de werken door: men begint stelselmatig aanplantingen uit te voeren, de verdere uitbouw van steengroeves staan op het programma en de werken aan de luchthaven gaan stelselmatig door. Er wordt een metalen loods opgetrokken van 48 meter lengte, bedoeld voor de huisvesting van de Royal Electrical and Mechanical Engineers (R.E.M.E.), een Brits legeronderdeel dat instaat voor alles wat met elektronica en mechanische onderdelen te maken heeft, men bouwt tien Nissen Huts (metalen ‘halve maan’ loodsen) en een zagerij treedt in werking. op dat moment beschikt men reeds over 23 voorlopige onderkomens die door het Europese personeel worden gebruikt.
Vanaf maart 1950 begint men met de aanvoer van materieel, bedoeld voor de bouw van 26 woonblokken voor de inlanders van het Dienstenkorps door de firma Trabeka . Op 27 maart beschikt men over drinkbaar water, afkomstig van de Kamakolakola bron. De boringen naar water namen vier maanden in beslag. Momenteel stuwt een krachtige pomp drinkbaar water over een afstand van 250 meter (2 m³/uur), zodat men de manuele waterbevoorrading vanuit Mitobwe kan stopzetten.
In april brengt de firma Montoisy met een maand vertraging haar werven in gereedheid voor de bouw van 144 huizen, bedoeld voor inlanders. Op 12 april is het Europese en inlandse personeel ter plaatse, wat betekent dat men kan beginnen met proefboringen, bedoeld voor de hydro-elektrische centrale van Foraki. In Kalundwe zijn de pompen en stoomketels al in werking en is men klaar met de plaatsing van pijlers voor de centrale.
Op 17 mei 1950 brengen twee DC3’s de 35 leerlingen van de 65ste promotie van de Oorlogsschool van België over naar de Basis van Kamina voor een kort bezoek. Ze zijn onder de indruk van de vooruitgang der werken. Op 23 mei komt Gouverneur-generaal Jungers op bezoek en neemt er deel aan de plechtige inwijding van het Trabeka-werf, waar hij de eerste steen legt.
De ontwikkeling van de Basis verloopt zo snel, dat men verplicht is om een Dienstenkorps op te richten. Dit korps is een nieuwe stap dichter bij het beoogde doel.
Op 1 juli 1950 wordt de Technische Luchtvaartschool voor inlanders ingewijd. Dergelijke militaire inrichting van die aard is de eerste in zijn genre in de regio. De theoretische en praktische lessen liggen verspreid over vier jaren. Deze school moet inlands personeel opleiden, nodig voor het onderhoud en de reparatie van de vliegtuigen. Alles zal gebeuren onder toezicht en met de hulp van specialisten van de Belgische Luchtmacht. Op 3 juli starten de eerste werken aan de Leopold II Boulevard die vertrekt vanaf kilometer 1 van de weg Kamina-Bukama en loopt naar het toekomstig kamp van de veldtroepen, via de locatie bestemt voor de missies, het hospitaal, de STAF van de Basis en de residentiële stadswijk ‘Armée’.
Terwijl de werken verder gaan wordt op de luchthaven het 29 ton zware metalen geraamte type ‘Montignies’ opricht. Deze loods kan 1 Dakota en 2 Spitfires herbergen (of 8 Spitfires, of 4 Mosquito’s). Ook elders op de luchthaven is men, als gevolg van de aankomst van de eerste tien metalen ‘Buhler'-elementen volop bezig met de werkzaamheden. Met de aankomst van de eerste autobus – na een twee maanden durende reis over water- en spoorwegen – eindigt de julimaand. Deze bus is bedoeld voor de schoolkinderen en hun families, die zo de weinig comfortabele zitbanken van de vrachtwagens, die tot nu toe voor de verbinding moesten zorgen, achter zich kunnen laten. Terwijl de firma ‘Vergauwen’ begint met het afwerken van de fundering voor 50 nieuwe Europese huizen, opent de firma ‘Montoisy’ intussen zijn tweede werf van 72 huizen, bestemd voor de inlanders.
Op 16 augustus 1950 bezoekt kolonel Armstrong, Amerikaans militair attaché in Brussel, de Basis. Ook hij komt onder de indruk van de werkzaamheden en feliciteert de initiatiefnemers, hierbij het strategische militair belang van de Basis onderstrepend. Tijdens zijn reis naar de Verenigde Staten zegt hij tot Belgisch Eerste minister Pholien: “Ik heb uw militaire Basis in Kamina bezocht en ben getroffen door de energie van het kader en de taaiheid van de troepen. Hun taak ginder is zeer hard en zij geven blijk van een zeer grote dapperheid”.
Terwijl de gewone werkzaamheden verder gaan en men de plannen en het lastenboek voor 1951 voorbereidt keurt de minister van Defensie een reeks aanbestedingen goed: o Een vooruitgeschoven pilotenschool. o Een technische school. o 40 huizen voor Europeanen. o Een ‘taxi-tracks’-piste. o 2 dubbele luchthaven-loodsen.
Ter gelegenheid van de herdenking van de aanhechting van Congo aan België, voltrekt zich op 18 oktober 1950 een wapen-schouw. Bij die gelegenheid gaat men over tot de uitdrukking van erkentelijkheid aan de officieren en worden er eretekens uitgereikt.
Voor de eerste keer in de geschiedenis wordt er een akkoord ondertekend die aan het departement Defensie een Congolees territorium toe-eigent. De concessie die aan de Basis wordt verleend behelst een oppervlakte van 49.487 hectaren die 1.877.791 francs heeft gekost (ongeveer 46.550 EUR). In deze som ligt vervat: de aankoop van gronden, de oogst, vis- en jachtrechten, etc. en de onteigening van de gronden die eigendom waren van de inlanders.
De aankondiging van de komst van een DC4 tegen midden december 1950 verplicht de bouwers om de landingspiste te verlengen tot 1.800 meter. Op 20 december wordt via een telegram gemeld "dat het toestel rond 12:30u mag verwacht worden". Rond de commandant van de Basis verzamelen zich het dienstenpersoneel en enkele toeschouwers die vol spanning wachten op dit bijzondere moment, dat een nieuwe fase zal inluiden in de geschiedenis van de Basis. Rond 13:15u bereikt het vliegtuig de Basis, overvliegt twee maal de piste terwijl het zijn snelheid mildert en daalt, waarna het uiteindelijk aan de grond staat. Het toestel, met een gewicht van twintig ton, heeft slechts 1.200 meter van de totale beschikbare lengte van de piste nodig alvorens tot stilstand te komen. De bemanning krijgt een warm onthaal. De commandant van de Basis verwelkomt luitenant-kolonel vlieger Donnet (commandant van de 1ste Groepering Operaties) die de bemanning vergezelt. Deze bestaat uit dhr. Van Acker, chef-piloot Sabena, de kapiteins Geuffen, Kaisin, Triest en Pochet. Bij nazicht van de piste achteraf, zijn slechts enkele zwakke sporen van de landing merkbaar, wat de resistentie van de landingsbaan aantoont. De aankomst van een DC4, minder dan een jaar na de landing van de eerste DC3, is tekenend voor de geschiedenis van de Basis.
De balans van het jaar dat ten einde loopt heeft geen commentaar van doen. De vorderingen van de aan de gang zijnde werken verlopen normaal en het jaar 1951 zal een groot deel onderkomens zien groeien, bedoeld voor de huisvesting van inlanders. Wat meer is: er worden talrijke nieuwe aanbestedingen gestart en in het bijzonder deze die betrekking hebben op de riolering, de vooruitgeschoven pilotenschool, de Technische School, de 288 dubbele huizen voor inlanders, de 50 huizen voor Europeanen, de pistes en de ‘taxi-track’ van het vliegveld, aanleg van dispensariums en koelingsinstallaties. Het jaar 1951 wordt dan ook graag als "het jaar van de opbouw" bestempeld.
Januari 1951. De bouw van hoogspanningslijnen wordt aangepakt, vertrekkende vanuit beide eindpolen. Momenteel zijn er 10 km afgewerkt.
Februari 1951. De firma 'Baume en Marpent' heeft zijn werken beëindigd. De metalen constructies, door deze firma’s gebouwd, stellen de Basis in staat om haar materieel en de verschillende uitrustingsstukken, nodig voor het goede verloop op de basis, in op te bergen.
Op 10 februari, nadat ze een tocht van 13.000 kilometer achter de rug hebben, komen in perfecte formatie de zeven ‘raidmen’-parachutisten aan op de Basis van Kamina. Daar zullen ze trouwens, voor de verbaasde ogen van de inlanders, een parachute-sprongdemonstratie uitvoeren.
In 1950 stelt majoor Jean Cassarteen ploeg samen, met zes officieren-parachutisten en een officier-mekanieker. Ze moeten de verbinding per motorijwiel proberen te maken tussen België en Congo. De Fabrique Nationale d'Armes de Guerre (FN-Herstal) verleent technische steun tijdens de hele duur van deze raid. FN stelt zet hiervoor zeven motorrijwielen op punt van het type XIII - 450 cc SV - met voorwielaandrijving en voorzien van speciale banden, voorzien van extra voorraadtanken (water, benzine en olie) en met aangehechte bagarekken en multifunctioneel zijspan. Op 9-12-1950 verlaten zeven motorrijders de Caserne Prince Albert in Brussel voor een trektocht van 13.000 kilometer. De ploeg van zeven bestaat uit: majoor Cassart, de kapiteins Leyder, Laurent en Deventer en de luitenanten Holvoet, Gailly en Nagelmackers. Hun onderneming gaat van start onder slecht gesternte: strakke wind, mist en ijzel bemoeilijken het in de hand houden van de verzwaarde motorrijwielen en veroorzaken slippartijen, gekoppeld aan de bijhorende valpartijen en zelfs ongelukken. Op 12 december 1950 scheept de expeditie in, in Marseille en arriveert de volgende dag in Algiers, waar ze de 15de terug vertrekken om de doortocht van het Atlas-gebergte aan te pakken en daarna deze van de woestijn (deze laatste werd in 1927 reeds met motorrijwielen van FN doorkruist). zand en stof verstikken zowel rijders , als carburatoren van de machines. Ze lopen vast en krijgen te maken met pannes en op bepaalde plaatsen moet de 'golvende' zandpiste aan 60 kilometer per uur worden 'over gevlogen'. Op 31 december 1950 nemen ze deel aan een nachtelijk feest in Agadès - of Agadèz (grootste stad van noordelijk Niger, hoofdstad van Aïr, een traditionele federatie Touaregs, en van het departement Agadèz, één van de zeven departementen van Niger). In januari 1951 trekken ze via Fort lamy, Fort Archambault, bangassu, dwars door de savanne en het Equatoriale woud , om op 17 januari 1951 Bondo te bereiken, op de grens van toenmalig Belgisch Congo gelegen. Daarna worden de rondtrekkende 'motards' officiëel ontvangen in alle belangrijke locaties van Congo: Buta, Stanleystad (Kisangani), Costermanstad (Bukavu), Usumbura, Albertstad (Kalamie) en Elisabethstad (Lubumbashi). De 3.000 kilometer lange trektocht door het Congolese binnenland eindigt op 15 februari 1951 in Kamina, ultiem einddoel van deze raid. Het Belgisch leger zal meer dan 1.000 motorrijwielen van het type XIII M, 450cc SV bij FM-Herstal bestellen, die in 1951 worden geleverd. Ze worden toegewezen aan de Militaire Politie en aan militaire estafette-diensten. De Force Publique bestelt vijftig exemplaren van dit type motor. (gebaseerd op fragmenten van Franse publicatie. Bron: via A. B., ir / F-16 Airframe Sys & Tech. Doc / MR Sys - A/C)
Maart 1951 wordt gekenmerkt door de eerste betreurenswaardige tegenslag bij de bouw van de definitieve huizen voor Europeanen. Hierdoor blijkt dat wat betreft de belangrijke werven van de Basis, deze in de toekomst niet meer aan kleine firma’s mogen uitbesteed worden. Men is namelijk verplicht om 30 eerder gebouwde huizen terug in orde te stellen, wegens gebruik van minderwaardig of ongeschikt materieel.
Op 10 maart: bezoek van dhr. Dupont, Koninklijk Inspecteur der Kolonies, die zijn uitdrukkelijk respect en bewondering voor de tot nu toe volbrachte arbeid niet onder stoelen of banken steekt.
Op 10 april komt er een belangrijke personeelsversterking aan. Het betreft hier kapitein-commandant Lejeune, kapitein Piraprez, de adjudanten Decaluwé, Dumonceau, Massaux, Billiaert, Deconinck, aspirant Demunter en dhr. Votquenne.
Op 20 april 1951 begint dhr. Jacquet aan zijn functie als territoriaal agent op de Basis. Zijn aanstelling brengt met zich mee dat de basis de eigenschappen van Staatspost krijgt toegewezen en vanaf nu ‘Militaire Basis van Kamina’ zal genoemd worden.
Op 4 mei 1951 plaatst men de eerste paal van de telefoonlijn die de Basis van Kamina verbindt met Kamina-stad. Op 23 mei beginnen de omleggingswerken van de Kilubi-rivier. Deze werken moeten klaar zijn tegen 30 september, wil men vanaf oktober in het deel van de rivier die droog ligt het opstarten van de bouw van de dam aanvatten. Het is hier zeker wenselijk om de belangrijkheid van deze eerste fase van de werken te onderlijnen. Inderdaad, een tegenvaller in deze eerste fase zou betekenen - rekening houdende met het verloop der seizoenen en met de hydraulische condities die men voor die werken dient uit te voeren - dat dit één jaar vertraging zou opleveren voor de inwerkingstelling van de centrale.
Motorrijwiel FN, type XIII, 450cc SV, type door de zeven 'avonturiers' gebruikt. Hier in zijn standaardversie.
1953. De eerste verkenningen.
Douglas DC4
In mei 1953 strijkt een eerste groep paracommando's neer in Kamina, bestaande uit een 40-tal Rode en Groene Mutsen. Ze komen de trainingsmethodes van de detachementen die zullen volgen aanpassen aan de Afrikaanse omstandigheden. In december 1953 is de Basis operationeel en begint men met de opleiding van de 'eerste promotie piloten' in Afrika. De lucht- en landmachtsbasis van Kamina, waarvan de oppervlakte te vergelijken is met een kleine Belgische provincie, beschikt uiteraard over een volledige vliegveld infrastructuur met bijhorende gebouwen, controletoren, atelierloodsen en is in staat om vliegtuigen toe te laten tot 135 ton. Tevens is er voor de inlanders een technische school voorzien. Verder heeft men er een kampement ingericht voor opvang van blanke troepen, twee inlandse arbeiders 'cités', en daarnaast ook lokalen voor algemeen gebruik, zowel in de Europese, als in de inlandse cité. Ook P.T.T.-burelen en een ultramodern hospitaal staan ter beschikking van de inlanders uit de regio. Vele inlandse vrouwen zullen er trouwens komen bevallen. De basis beschikt over een eigen elektrische waterkrachtcentrale met zowel een laagspanning- als hoogspanning-verdeelnet en over een water-verdeelnet. Voor de algemene behoeftes van de basis is er een industrieel complex voorzien van 22.000 m² overdekte ruimte. De investeringskosten, volledig gedragen door België, loopt op tot 2 miljard 628 miljoen BEF ( ongeveer 65.700.000 EUR).
De Detachementen.
Op 25 november 1953 komt het eerste detachement paracommando's aan in Banana. Dit detachement bestaat uit een compagnie van het 1ste Para en een compagnie van het 2de Commando. Ze verblijven in Afrika tot 4 juni 1954, waarna ze naar België terugkeren en in juli met onbepaald verlof naar huis worden gestuurd (de diensttijd bedroeg toen nog 24 maanden). Via de Basis van Kitona (BAKI), die nog in volle opbouw is, worden de manschappen met een luchtbrug naar Kamina gebracht. Uiteraard verloopt niet alles vlekkeloos voor deze eerste compagnieën die in Afrika aankomen, op een laten we maar zeggen nog niet volledig afgewerkte basis. Ze moeten enige tijd op hun wapens wachten en de basis zelf beschikt nog niet over alle nodige gemakken en mogelijkheden tot ontspanning. Toch stelt het kader alles in het werk om de manschappen te verstrooien en bezig te houden met diverse boeiende manoeuvres. Met planken bouwen de dienstplichtigen een cinemazaal, die op zondag dienst doet als kapel. Het Trainingscenter voor Parachutage stampt een filiaal 'Afrika' uit de grond, wat aan de Parachutistencompagnie toelaat om operationele sprongen uit te voeren (in die periode verloopt de opleiding van para's (Rode Mutsen) en commando's (Groene Mutsen) nog niet gelijklopend). Kamina kan rekenen op ideale weersomstandigheden; wat de instructeurs toelaat om praktisch het hele jaar door, bijna dagelijks sprongen uit te voeren. Er is slechts één enkel minpunt: daar de wind vanaf 10:00 uur strakker wordt moet men de sprongen zeer vroeg, of net voor het vallen van de avond plannen.
Hieronder de verschillende detachementen in Afrika (BRON: Lt-Kolonel Emile Genot, Geschiedenis van de Brigade Para-Commando van haar oorsprong tot heden, 2002):
1ste Detachement: inlijving augustus 1952 in het CE Para-Commando. Verlaat Antwerpen op 9 november 1953. Verblijf in Congo van 25 november 1953 tot 4 juni 1954 (24 maanden legerdienst).
2de Detachement: inlijving februari 1953. Verlaat Antwerpen op 3 mei 1954. Verblijf in Congo van mei tot oktober 1954 (24 maanden legerdienst).
3de detachement: inlijving augustus 1953. Verlaat Oostende op 15 september 1954. Verblijf in Congo van oktober 1954 tot maart 1955 (21 maanden legerdienst).
4de Detachement: inlijving februari 1954. verlaat Oostende op 28 februari 1955. Verblijf in Congo van 16 maart tot 3 september 1955 (20 maanden legerdienst).
5de Detachement: oprichting van het 3de Bataljon Para-Commando (3 Para-Cdo). Inlijving augustus 1954. Verlaat Antwerpen op 12 augustus 1955. Verblijf in Congo van september 1955 tot maart 1956 (21 maanden legerdienst).
6de Detachement: vanaf dit detachement worden de miliciens in België opgeleid (afwisselend in het 1ste Para en het 2de Commando). Inlijving in 1 Para in februari 1955. Verlaat Oostende op 6 februari 1956. Verblijf in Congo (3 Para-Cdo) februari tot augustus 1956 (21 maanden legerdienst).
7de Detachement: inlijving bij 2 Commando in augustus 1955. Verlaat Antwerpen op 18 juli 1956. Verblijf in Congo (3 Para-Cdo) augustus 1956 tot maart 1957 (21 maanden legerdienst).
8ste Detachement: inlijving bij 1 Para in februari 1956. verlaat Oostende op 7 februari 1957. Verblijf in Congo (3 Para-Cdo) februari tot augustus 1957 (20 maanden legerdienst).
9de Detachement: Ingelijfd bij het 2 Commando in september 1956. Verlaat Oostende op 8 augustus 1957. Verblijf in Congo (3 Para-Cdo) van september tot december 1957 (17 maanden legerdienst).
10de Detachement: ingelijfd bij 1 Para in mei 1957. Verlaat Zeebrugge op 3 december 1957. Verblijf in Congo (3 Para-Cdo) van december 1957 tot juli 1958 (16 maanden legerdienst).
11de Detachement: ingelijfd bij het 2 Commando in november 1957. Verlaat Oostende op 2 juli 1958. Verblijf in Congo (3 Para-Cdo) van juli tot december 1958. Tijdens de terugreis wordt de TNA Kamina op 10 januari 1959 naar Lissabon afgeleid (oproer in Leopoldstad). De eenheid wordt via luchtbrug naar Kamina teruggevlogen. Dit detachement vormt daar het 5de Commando. Terugkeer naar België midden februari 1959. Met onbepaald verlof na iets meer dan 18 maanden legerdienst).
12 Detachement: ingelijfd bij 1 Para in februari 1958. Verlaat Zeebrugge op 3 december 1958. Inlijving bij 3 Para-Cdo in december 1958. In januari 1959: oproer in Leopoldstad. Tijdens hun verblijf wordt het bataljon omgedoopt tot 3 Bataljon Parachutisten (3 Para). De 'Koreaanse (bruine) Muts wordt vervangen door de Rode Muts. Keert tussen 15 en 26 juni 1959 in fasen terug naar België via airlift (18 maanden legerdienst).
13de Detachement: ingelijfd bij 2 Commando in juni 1958. Via airlift op 10 januari 1959 in allerijl naar Leopoldstad overgevlogen. Omgedoopt tot 4de Bataljon Commando (4 Cdo) op 2 april 1959 en vestigt zich in Kitona. Draagt de Groene Muts. Keert met het vliegtuig terug naar België in september 1959 (15 maanden legerdienst).
14de Detachement: inlijving bij 1 Para in januari 1959. Verblijf in Congo ((3 Para) (via airlift)) van juni tot november 1959. Overgeplaatst naar Ruanda-Urundi van november 1959 tot februari 1960. Dit is het laatste detachement dat met de TNA Kamina naar België terugkeert(15 maanden legerdienst).
15de Detachement: inlijving bij 2 Commando in mei 1959. Verblijf in Congo (4 Cdo - Kitona) van september 1959 tot april 1960. In april 1960 wordt de 1ste Compagnie naar Ruanda overgevlogen, de rest van het bataljon volgt in fasen. Neemt deel aan de operaties in juli 1960: pacificatie-opdrachten in Ruanda, operaties in Goma, sprong op Bunia en Mongbwalu. Terugkeer naar België met het vliegtuig in augustus 1960. Zwaait diezelfde maand af, na meer dan 15 maanden legerdienst en een verblijf van 1 jaar in Afrika. Dit is trouwens het enige detachement dat zo lang een overzeese opdracht heeft uitgevoerd.
16de Detachement: inlijving 1 Para in augustus 1959. Verlaat Antwerpen op 19 februari 1960. Komt in Kamina aan in februari (3 Para) en wordt onmiddellijk naar Urundi overgeplaatst. Operaties 1960: pacificatie van Urundi en gedeeltelijk Rwanda, sprong op Kikwit, Manono, Kindu en Kasongo. Komt ook tussenbeide in Lokandu en Kasongo. Keert via airlift in fasen terug naar België (16 tot 21 oktober 1960). Zwaait af na 15 maanden legerdienst.
17de Detachement: inlijving bij 2 Commando in november 1959. Via airlift naar Kamina (25 februari - 16 maart 1960). De manschappen behalen hun para-brevet in Kamina. Vanaf 16 mei vestigt het detachement zich in Kitona en wordt omgedoopt tot het 6de Bataljon Commando. Operaties in 1960: Boma, Banana, N'Dili (Leo), Coquillatstad, Boende en Banningstad. Voegt zich in oktober 1960 bij het 4 Cdo. Keert via airlift terug naar België (10 tot 15 januari 1961) na 15 maanden diensttijd.
18de Detachement: inlijving bij 1 Para in februari 1960. Een deel van het bataljon bereikt vanaf 19 april 1960 per vliegtuig Kamina, op 25 april 1960 scheept de rest van het bataljon in te Oostende aan boord van de TNA Kamina. Op 10 mei 1960 is het volledige bataljon in Kamina, waar het ook haar para-brevet behaalt. Operaties 1960: sprong op Liluaburg, Elisabethstad, Jadotstad, Tshikapa en Albertstad. Vertrekt in augustus 1960 naar Usumbura (Urundi) en komt er onder bevel te staan van het kader van het 6 Cdo. In oktober 1960 voegt het zich bij het 3 Para. naar België via airlift (5 april 1960) naar België (15 maanden legerdienst).
19de Detachement: inlijving bij 2 Commando in juni 1960. Maakt vanaf oktober 1960 deel uit van het 6 Cdo in Urundi (airlift van 16 tot 21 oktober). Maakt vanaf januari 1961 deel uit van het 4 Cdo in Ruanda. Neemt deel aan de operaties in Shangugu en Gisniy. Keert via airlift in juli 1961 terug naar België (15 maanden legerdienst).
20ste Detachement: inlijving bij 1 Para in september 1960. Maakt vanaf april 1961 deel uit van het 3 Para. Houdt toezicht bij de verkiezingen in Urundi en bij een deel in Ruanda. Via airlift terug naar België (8 tot 15 november 1961). 15 maanden legerdienst.
21ste Detachement: inlijving bij 2 Commando in december 1960. In juli 1961 via airlift naar Ruanda en Urundi bij het 4 Cdo. Toezicht op de verkiezingen. Via airlift (8 tot 16 februari 1962) naar België (15 maanden legerdienst).
22ste Detachement: inlijving 1 Para in april 1961. Naar Ruanda-Urundi via airlift (4 tot 14 september 1961). Houdt van september tot oktober 1961 toezicht op de verkiezingen. Maakt vanaf november 1961 deel uit van het 3 Para (laatste detachement dat deel uitmaakt van het 3 Para in Afrika). Via airlift (6 tot 15 juni 1962) terug naar België (15 maanden legerdienst).
23ste Detachement: inlijving bij 2 Commando in juli 1961. Via airlift (6 tot 17 februari 1962) naar Rwanda bij 4 Cdo. Toezicht bij de onafhankelijkheid in juni en juli 1962. Via airlift terug naar België (6 tot 21 juli). Dit is het laatste detachement dat deel uitmaakt van het 4 Cdo. Het 4 Cdo wordt als actieve eenheid ontbonden op 1 oktober 1962 (12 maanden legerdienst).
24ste Detachement: inlijving bij 1 Para in november 1961. Via airlift (4 tot 16 juni 1962) naar Urundi. Terugkeer naar België met airlift (24 juli tot 17 augustus 1962) en zwaait eind oktober af na 12 maanden legerdienst. Daar de kazerne in Diest bezet is door een nieuwe lichting, gaat het 24ste Detachement voor zijn laatste dienstmaand naar Lagland, Leopoldsburg en Wartet (Marche-les-Dames). Het is ook het laatste detachement dat in Afrika verblijft.
Bij deze eindigt de 'Afrikaperiode' van het Regiment Para-Commando.
HIERBOVEN: de mutsemblemen van de drie Belgische paracommandobataljons. 1 Para - Diest (ontbonden in 2010), 2 Commando - Flawinne en 3 Para - Tielen.
De lezer zal opmerken dat de laatste twee detachementen (23ste & 24ste) slechts 12 maanden onder de wapens zijn. Dit heeft uiteraard te maken met de algemene vermindering van de diensttijd in België. Dit heeft als gevolg dat tot anno 1963 enkele paracommandobataljons slechts 12 maanden zullen dienen, wat zijn weerslag zal hebben, zowel op de opleiding als op de functionaliteit van de bataljons. Bepaalde lichtingen zullen hierdoor niet volledig gebrevetteerd afzwaaien (niet voldoende sprongen kunnen uitvoeren voor het behalen van hun wings of geen volledig Commandokamp kunnen uitvoeren).
Zeer vlug komt de Staf van het Regiment dan ook tot de conclusie dat, wil men het vroegere peil van deze eenheden behouden, men de diensttijd bij de paracommando's zal moeten aanpassen.Dit wordt als volgt opgelost: men legt de diensttijd bij de paracommando's vast op 15 maanden, de minimumperiode nodig voor de bijzondere opleiding tot paracommando. De eerste twaalf maanden worden volbracht als dienstplichtige, waarna men overgaat naar het statuut van Beroepsvrijwilliger Korte Termijn (BVKT). Dit betekent dat men gedurende het eerste jaar gewone soldij ontvangt, vermeerdert met een parapremie (600 BEF/maand of ongeveer 15 EUR). Vanaf de dertiende maand wordt men betaald als beroepsvrijwilliger, wat iets meer dan 5000 BEF/maand of 125 EUR is. (dit zijn de bedragen anno 1967).
Publiciteit uit de jaren zestig van vorige eeuw, om toe te treden als vrijwilliger bij het Regiment Para-Commando.
WELKE ZIJN DE VEREISTE VOORWAARDEN?
Als men zijn oproepingsbrief in de bus kreeg om zich aan te melden in het Centrum voor Recrutering en Selectie in het Klein Kasteeltje in Brussel - in de volksmond toen beter bekend als 'zijn drie dagen doen' (ik spreek hier van midden de jaren zestig van vorige eeuw) ontving men tevens een soort 'promotieflyer' om toe te treden tot het Regiment Para-Commando. De titel hierboven was o.a. één van de items die daarop voorkwam met daaronder:
Om PARA-COMMANDO te worden moet men, in de eerste plaats, VRIJWILLIGER zijn.
Daarbij moet men van categorie A bevonden worden bij het medisch onderzoek en lukken in een reeks bijzondere testen in het RSC en later in het Centrum voor Preselectie van het Regiment Para-Commando in Namen.
Het spreekt vanzelf dat men moet bereid zijn de opleiding van Para's en Commando's te volgen.
Ten slotte moet men een diensttijd van 15 maanden, in plaats van 12 maanden, aanvaarden. De 3 bijkomende maanden zijn:
1steDoor de wet vereist om in België te mogen gekazerneerd te worden; 2de Vereist door de bijzondere opleiding tot PARA-COMMANDO.
Attest van tegenwoordigheid onder de wapens en dat men met succes heeft deelgenomen aan de voorselectieproeven op TERRA NOVA in Namen (Citadel), om enkele maanden later zijn opleiding als kandidaat-paracommando te mogen aanvatten.
Flyer uit de jaren zestig van vorige eeuw.
BAKA, anno 2004.
Onze vroegere trots in Afrika: de militaire Basis van Kamina, waar verschillende detachementen vanaf 1954 tot augustus 1960 hun intrek namen (foto HDD)
De Belgisch militaire samenwerking met Congo gaat nog steeds verder...
Het vroegere postkantoor op de Basis van Kamina (BAKA).
Eén van de gebouwen op de bloeiende Basis van de jaren vijftig en opvanglocatie tijdens de woelige periode tijdens en net na de onafhankelijkheid... "Geen enkel Afrikaans land dat op abrupte wijze zijn bruggen met de ex-kolonisator heeft opgeblazen, is stabiel gebleven...". Een sprekend voorbeeld...