Het idee om een Belgo-Congolese conferentie samen te roepen krijgt vaste vorm in de loop van de herfst 1959, op het moment dat minister De Schrijver er nog van uitgaat « dat Congo vertegenwoordigd zal worden door een tien- of vijftiental uiterst bekwame mannen die door hun gelijken zullen worden aangeduid. » Na het mislukken van de onderhandelingen in december 1959 met het kartel Abako - P.S.A. - M.N.C.-Kalonji dient de Belgische minister zijn aspiraties enigszins aan te passen: onder de Congolese vertegenwoordigers zouden er ook « woordvoerders uit partijen die als belangrijk kunnen beschouwd worden » aan de conferentie mogen deelnemen. Zelfs indien ze niet aan de verkiezingen van december hebben deelgenomen. Deze piste schuift het hele probleem van «representativiteit» van de Congolese deelnemers en van de indeling der mandaten door, naar de deelnemers aan de Ronde Tafel. De Belgische regering, die zichzelf als «uitnodigende partij» beschouwt, eigent zich hiermee het recht toe, en neemt de taak op zich, om de quota’s te bepalen waaraan elke groep of Congolese delegatie moet voldoen. Zoals men dit kan verwachten zet dergelijke aanpak onvermijdelijk de deur op een kier voor allerhande nieuwe spanningen en tegenstrijdige eisen vanuit de hoek van de Congolese vertegenwoordigers zelf.
Enkel al de manier waarop de hele vertegenwoordiging berekend wordt en welke op het ministerie of in de Algemene Regeringsraad door dhr. Stenmans wordt overgenomen, wordt door de partijen van ‘niet-stemmers’ en ook door partijen zoals het M.N.C.-Lumumba of de Cerea van Bukavu, gecontesteerd. Deze laatsten vinden dat ze hun lijstvorming slechts in de provinciehoofdsteden hadden kunnen indienen, waardoor ze de kans niet kregen om stemmen uit het binnenland binnen te rijven. Minister De Schrijver komt tot het besef dat zijn project onmogelijk te realiseren valt, komt daar nog bij dat de verkiezingsresultaten moeilijk te valideren zijn en is verplicht om: 1) het aantal vertegenwoordigers uit te breiden, 2) een substantiële vertegenwoordiging van lokale en gewoonterechtelijke belangen te voorzien en 3) om een ‘Salomonsoordeel’ te vellen wat de vertegenwoordiging van het kartel Abako-M.N.C.-Kalonji-P.S.A.-Parti du Peuple-Abazi-F.G.C. en de Parti national du Progrès betreft. Het kartel zelf eist van bij aanvang al 60% van de zetels op en maakt op 13 januari 1960 van de herziening van de quota’s nog een extra-voorwaarde om aan de Rondetafelconferentie deel te nemen.
De missie van minister De Schrijver en de opkomst van het Congolese Front Commun.
Minister van Koloniën De Schrijver (1959-60).
Het kartel maakt aan de minister van Koloniën daarom een nota over waarin ze hun standpunten uiteenzetten en verklaren: «…niet akkoord te kunnen gaan met de beslissing van de minister om, gebaseerd op de verkiezingsuitslagen van december ’59 het aantal zetels te bepalen die aan de verschillende Congolese partijen en groeperingen zullen worden toegekend. » Het kartel vindt trouwens « dat er geen enkel onderzoeksorgaan bestaat die de resultaten van de verkiezingen op een voldoende eerlijke manier kan interpreteren, of als dit orgaan er mogelijks al zou zijn geweest, de resultaten niet werden gepubliceerd. » Ze aanvaarden bij dezen de waarde en de onpartijdigheid niet van de administratieve telbureaus « voor zover deze actief zouden zijn geweest. » Het kartel vindt daarenboven dat het: « het voorstel van minister De Schrijver niet kan dulden omdat daardoor de grotendeels lokale verkiezingen als basis zouden genomen worden voor het bepalen van een Congolese delegatie voor de Rondetafelconferentie. Het gaat er van uit dat hierdoor 50% van de zetels zullen toegekend worden aan individuele lijsten van lokale of onafhankelijke origine en dat die leden zich dan zouden moeten uitspreken, of een oordeel zouden moeten vellen, over problemen die behoren tot het exclusieve domein van nationale of provinciale strekking. » Van het initiële voorstel van minister De Schrijver blijft dus als het ware niets overeind...
Op 18 januari komt minister De Schrijver dan op de proppen met de formule van uitbreiding naar 43 effectieven, plaatst hij het P.N.B. op gelijke voet met het kartel (elk 25%) en voorziet hij een sterke deelname van de gewoonterechtschefs en van de individuele lijsten van verkozenen. De belichaming van het «front commun congolais» als sterke drukkingsgroep en het hieruit voortvloeiende optimisme onder haar leden zal trouwens die avond zelf nog van het zogenaamde numerieke probleem een tweederangs probleem maken. Patrice Lumumba van zijn kant zal er trouwens nog in slagen om zijn delegatie van twee naar drie man uit te breiden.
Op dat moment telt de Congolese delegatie 44 effectieve leden, waarvan de verdeling er als volgt uit ziet:
Voor het kartel, 11 leden, waarvan de verdeling er als volgt uitziet: Abako 3, M.N.C.-Kalonji 2, P.S.A. 3, Parti du Peuple 1, F.G.C. 1 en Abazi 1;
Het P.N.P.: 11 vertegenwoordigers;
Het Cerea: 1 vertegenwoordiger;
M.N.C.-Lumumba: 3 vertegenwoordigers;
Conakat: 2 vertegenwoordigers;
Assoreco (dat PUNA zal worden): 1 vertegenwoordiger;
Het kartel Balubakat-Fedeka-Atcar: 1 vertegenwoordiger;
Union Congolaise: 1 vertegenwoordiger;
De delegatie gewoonterechtchefs telt 10 man (3 uit de Evenaarsprovincie, 2 uit de Oostelijke provincie, 2 uit Kivu, 2 uit Katanga, 1 uit Kasaï en 1 uit het district van het Leopold II-meer.
Union Mongo: 1 vertegenwoordiger.
De Congolese delegatie bestaat op dat moment dus uit 44 effectieven, afkomstig uit 11 verschillende partijen of kartels. Sommige groepen zijn echter niet zo zelfredzaam of homogeen als dit naar buiten toe lijkt. Tussen de leden van de P.N.B. bijvoorbeeld zitten er minstens twee effectieve en twee plaatsvervangende leden van gewoonterechtelijke vertegenwoordiging (adathoofden). Anderen maken feitelijk deel uit van het M.N.C.-Lumumba of uit het M.N.C.-Kalonji en er zit ten minste één effectief lid bij die behoort tot de partij Conakat. Onder de delegatie van de adathoofden zitten er vier individuele leden tussen zonder enige staatspolitieke ervaring (een handelaar, een klerktypist, een boekhoudkundig bediende en een ploegbaas). En onder de andere vertegenwoordigers zitten ook enkele ‘witte raven’. Naar buiten toe maken de Congolezen door de oprichting van het Front Commun zogezegd een einde aan partijgebonden en etnische verdeeldheid. Maar onderling duurt de bitse strijd om de macht verder. Aan de vooravond van de conferentie in Brussel slagen de Congolezen er niettemin in – vanaf het moment dat het «Front Commun» gevormd is – om elk teken van verdeeldheid in de kiem te smoren. Deze frontvorming barst van de ambitie: er wordt meteen beslist om samen de eigen staatskundige situatie te verdedigen, een stellingname die de onmiddellijke onafhankelijkheid van Congo enkel maar grote stappen dichter brengt. Tevens oordelen de Congolezen « dat elke door hen 'unaniem genomen beslissing' stante pede als agendapunt tijdens de Rondetafelconferentie moet onderschreven worden. » (automatisch op de agenda dient gezet, dus)
Hieronder de tekst waarachter het wezenlijke idee van het charter Front Commun schuilt: « A la suite de la réunion préparatoire à la Table Ronde tenue le 18 janvier au ministère du Congo, les délégués des groupes et partis politiques ainsi que les chefs coutumiers invités à la conférence, après délibérations, ont adopté à l’unanimité les résolutions suivantes : » Considérant que la conférence de la Table Ronde est d’abord et avant tout une question nationale pour le Congo, - considérant que la défense de cette cause postule l’union de tous les délégués congolais présents à la conférence de la Table Ronde, les soussignés, représentants des partis politiques, des mouvements d’opinion et des chefs coutumiers, prennent l’engagement solennel : d’unir leurs efforts par la formation d’un Front commun, en vue de l’accession du Congo à l’indépendance immédiate dans l’unité nationale, en défendant les mêmes positions sur toutes les questions inscrites à l’ordre du jour. Tout parti ne figurant pas au présent accord pourra y adhérer et y participer soit directement soit par l’intermédiaire de représentants d’un parti signataire de l’accord. » Autour de la Table Ronde siégeront des représentants de la Belgique et des représentants du Congo. La Belgique est représentée par son gouvernement responsable dont les ministres présents sont les porte-parole. Sur les problèmes qui entrainent des décisions législatives ou réglementaires belges, les résolutions de la Table Ronde signifient un engagement du gouvernement tout entier. L’accord des représentants des divers partis politiques belges constitue un engagement des groupes parlementaires à adopter au parlement les décisions de la Table Ronde, qui seront coulées en projets de lois déposés d’urgence. L’accord sur la nature de la Table Ronde, qui seront coulées en projets de lois déposés d’urgence. L’accord sur la nature de la Table Ronde, doit être acquis entre les deux parties avant que s’engage utilement tout débat sur les points de l’ordre du jour. » Toutes ces résolutions sont signées par les personnalités suivantes : MM. P. Bolya pour le P.N.P., Cauwenberg pour l’Assoréco, Bahizis pour l’Alliance rurale progr., Djoku E. pour l’Union Mongo, In Abamba pour la Feduneq, Kasongo pour le M.N.C.-Lumumba, Kupa pour les chefs coutumiers, Ilunga A. pour l’Union congolaise, Kamitatu C. pour le P.S.A., Kalonji, pour le M.N.C.-Kalonji, Nguvulu A. pour le Parti du peuple, Midou pour l’Abazi, Kasongo pour la Fédération générale du Congo, Bisukiro M. pour le Céréa, Kasa-Vubu pour l’Abako. »
Op punt gezet in volle euforie, na de oprichting van het «Front Commun», moet het probleem van de ‘vertegenwoordiging’ later onvermijdelijk als een boemerang in hun gezicht terugkaatsen via de manier waarop de stemmen dienen te worden geïnterpreteerd. Tijdens de namiddagzitting van 22 januari 1960 brengt de Congolese vergadering de vraag van de « regeling van de binnenlandse orde » naar voor en erkent het principe van stemming «per delegatie» (artikel 17 van het charter). Enkel Kasavubu eist op dat moment één stem per afgevaardigde deelnemer. Numeriek gezien (zo niet politiek) betekent deze goedkeuring concreet, dat iedere delegatie dezelfde waardebepaling heeft. Dit betekent: 1 stem voor elke partij of groep, ongeacht het aantal leden van die partij of groep. Op deze manier komen er bij de voorzitter van de raad dus 11 stemmen binnen. Vooral in het begin wordt deze procedure toegejuicht door de groepen die het kartel geen al te warm hart toedragen en die hiermee al te graag hun kans grijpen om dit te ‘isoleren’ door het slechts 1 stem op de 11 te verlenen. De vergadering eindigt dan ook in een storm van ruzie en polemieken. De grotere delegaties (P.N.P., Conakat, Alliance Rurale Progressiste en de adathoofden – 4 delegaties dus die in totaal 25 afgevaardigden van de 44 hebben – willen uiteraard een terugkeer naar een ‘meer evenwichtige’ procedure - zeg maar stemnominatie volgens het aantal individuele deelnemers - en verwerpen artikel 17.
Tijdens de eerste twee weken die de rondetafelconferentie voorafgaan wordt er in bepaalde Belgische parlementaire kringen (voornamelijk vanuit de hoek van de Kamervoorzitters) en toonaangevende bladen zoals «Le Soir» en «La Libre Belgique» meer en meer druk uitgeoefend op de Belgische regering en op de bevolking opdat de Rondetafelconferentie enkel als een «adviserende vergadering» zou optreden, waarin slechts voorstellen zouden geformuleerd worden zonder juridische grond en waar het iedereen dus vrij staat om daarmee al of niet rekening te houden. Deze pressie-campagne stimuleert de Congolese nationalistische delegaties, meer bepaald het kartel Abako-P.S.A.-M.N.C.-P.P. tot een conditio sine qua non die boven elke discussie staat.
Joseph Kasa-Vubu, leider van het ABAKO.
Op 18 januari 1960 verklaart minister De Schrijver dat de tijdens de conferentie 'geijkte resultaten' eigenlijk slechts ‘aanbevelingen’ zijn. Deze moeten dus eerder beschouwd worden als resoluties, die een uitweg moeten zoeken en bieden tijdens de onderhandelingen en die de regering dan zal inspireren tot het nemen van de juiste wetgevende initiatieven. Er onmiddellijk aan toevoegende: « indien deze verenigbaar zijn met de Belgische internationale verplichtingen en conform de morele Belgische engagementen ten aanzien van alle Congolese bevolkingsgroepen. » Deze vage formulering (wat zijn de gevolgen bijvoorbeeld als er geen akkoord uit de bus komt? Welke concrete engagementen nemen de parlementariërs op zich? Wie zal rechter spelen, overeenkomstig die resoluties, als het gaat over de Belgische engagementen?) is een ongewilde en dankbare stimulans voor het kartel Abako-P.S.A.-M.N.C.-P.P. om op 19 januari een duidelijkere tekst op te stellen, waarop het Congolese Front Commun zich dan zal inspireren.
De druk van het Front Commun leidt tot een dubbel Belgisch engagement: op regeringsvlak en op parlementair vlak. Dit leidt vanaf de eerste zitting van de Rondetafel (20 januari 1960) al tot een directe vraag van Ileo (M.N.C.-Kalonji): « welke nu de werkelijke aard of bedoeling is van deze Rondetafelconferentie ? » Waarop ellenlange discussies volgen. We zijn dus bijlange nog niet toe aan een debat ten gronde.
Op 21 en op 22 januari werkt het Front Commun hierover een nieuwe nota uit, die dieper ingaat op de vraag naar de werkelijke betekenis van de Rondetafel ? en die op 25 januari 1960 aanleiding zal geven tot een eis van Kasavubu « dat de Rondetafel een grondwetgevend karakter zou krijgen. » Daarenboven eisen de Belgische kringen eind januari 1960 (die een maand eerder nog het puur “consultatieve karakter” van de vergadering verdedigden) van de Congolese afgevaardigden nu duidelijke morele en politieke engagementen betreffende bezittingen, investeringen, publieke grondwettelijke vrijheden, etc. Over het aanbevelend karakter wordt in Belgische kringen met geen woord meer gerept... Als men de verklaringen naleest die tijdens de Rondetafel naar voor kwamen stelt men meteen vast dat hier twee totaal verschillende visies primeren over de exacte datum waarop de Congolese onafhankelijkheid zal intreden. Langs Belgische kant gaat men er nog vanuit dat men eerst en vooral rekening moet houden met de politieke structuren die op dat moment in Congo zullen in werking treden, dat men eerst alle politieke problemen moet onderzoeken die bij de onafhankelijkheid de kop zullen opsteken, om dan pas over te gaan tot het vastleggen van een datum. Daar tegenover staat de Congolese delegatie, waarvan de meerderheid eist dat er eerst en vooral een effectieve onafhankelijkheidsdatum dient bepaald te worden. Voor het merendeel onder hen ligt deze eis eerder psychologisch, maar voor anderen (voor het kartel in het bijzonder) betekent dit een bijkomende troef die vooreerst de timing moet versnellen, maar die ook van invloed zal zijn bij de besprekingen over de verdere electorale akkoorden en die zelfs de onderhandelingen over staatsstructuren zal bepalen.
Kasavubu houdt er, rekening houdende met de twee hierboven geciteerde tendensen, een heel persoonlijke mening op na die steeds veel te weinig is geaccrediteerd. Ondanks het feit dat de visie van de voorzitter van het Abako zeer duidelijk naar voor kwam tijdens de voltallige vergadering van 21 en 22 januari 1960. De Rondetafel moet er voor hem mee ophouden om zelf een datum naar voor te schuiven waarop een regering zal gevormd worden, of die de overdracht der bevoegdheden moet bepalen. In zijn ogen heeft de Rondetafel zich niet uit te spreken over vragen betreffende de Congolese staatsstructuur (« dit gaat enkel de Congolezen zelf aan. »). De afschaffing van het koloniale charter, het opstarten van verkiezingen, een regering vormen, dit alles kan volgens Kasavubu binnen enkele dagen geregeld worden (« twee of drie dagen slechts is hiervoor voldoende »).
Het geeft blijk van naïviteit als men denkt dat de visie van de Belgische minister en deze van Kasavubu enkel een probleem van chronologische volgorde of een verschil in mening is. De verschillen liggen radicaler, structureler: de ene wil dat de Rondetafelconferentie zich hoofdzakelijk bezig houdt met de Congolese politieke structuren, de andere partij weigert de macht om dat te doen open te stellen. Zelfs als het kartel (waarvan hij de voorzitter is) een project waarin de structurele problemen worden belicht naar voren schuift en op de dagorder plaatst, blijft Kasavubu op zijn strepen staan: oprichting van een Congolese regering + automatische overdracht der machten. Na een discussie op het scherp van de snee (26 januari 1960), legt het Front Commun een datum vast waarop men de onafhankelijkheid van Congo zal uitroepen (het betreft hier wel een compromisoplossing): 1 juni 1960. Alle instellingen moeten, volgens minister Kasavubu, tegen 15 juli 1960 in werking treden en hij stuurt alle Congolese afgevaardigden een rondvraag over alle mogelijke problemen dienaangaande, die van invloed kunnen zijn op deze timing (wie zal er stemmen? wat moet er expliciet tegen die datum gebeuren? etc…).
Het einde van het Front Commun.
Albert Kalonji.
Op 26 januari bevestigt het Front Commun dus de datum waarop de Congolese onafhankelijkheid zal ingaan: 1 juni 1960. Kasavubu stelt op 27 januari een versnelde kalender samen, met als einddatum 30 juni, op voorwaarde dat de uiteindelijke aanbevelingen van de Rondetafel tegen 15 februari 1960 goedgekeurd worden. Deze tijdslijn zorgt voor aarzeling binnen de Congolese delegatie: het kartel houdt vast aan de datum van 1 juni en vanuit het P.N.P. wordt een analyse van de timing die de minister naar voor schuift gevraagd. Teneinde een compromis uit de brand te slepen steunen parlementariërs en de minister tenslotte de Belgische minister Rolin (van socialistische strekking), die het voorstel oppert om de onafhankelijkheidsplechtigheid tussen 1 en 30 juni 1960 te voorzien. Het Front Commun vraagt een opschorting van de zitting en red in een toestand van verwarring naar de buitenwereld toe haar 'onderlinge samenhang' door zich achter de datum van 30 juni te scharen. Een beslissing die door de woordvoerder van het Front Commun uiteindelijk wereldkundig wordt gemaakt.
Vanaf dan wordt de functie van het Front Commun aanzienlijk beperkt en haar afgevaardigden nemen weliswaar nog steeds deel aan de zittingen, maar haar samenkomsten worden schaars en weinig efficiënt en de tegenstellingen tussen de verschillende groepen stapelen zich op. Van een echt 'front' kan men al lang niet meer spreken...
Het is echter duidelijk dat het Front Commun een belangrijke rol heeft gespeeld tijdens de aanloop naar de onafhankelijkheid; door de vorming van dit 'Congolese front' slaagde men er in om uit de impasse te raken en oefende dit front druk uit bij het vastleggen van een effectieve onafhankelijkheidsdatum. Op 12 februari 1960 wordt onder hun impuls een compromis in de wacht gesleept over de bevoegdheden over de Congolese ondergrondse rijkdommen. Haar cohesie echter moest onvermijdelijk in de gevarenzone belanden vanaf het moment dat men de staatsstructuren begon uit te tekenen – vooral dan door de heersende oppositie tussen federalisten en unitaristen – door vragen ook die betrekking hadden op de voorlopige uitvoerende macht, de wijze waarop de gekozenen werden aangeduid, etc…
Als men het stemgedrag tijdens de Rondetafelconferentie als leidmotief neemt, dan toont dit zeer duidelijk aan waar de oorzaak van het uiteenvallen van het Front Commun ligt. Geen enkele belangrijke Congolese personaliteit slaagt er namelijk in om zich boven de heersende spanningen en opposities te plaatsen, of verzet aan te tekenen tegen de onderlinge verdeeldheid. En nog minder om de hoogst nodige minimale samenhang te waarborgen. Ook een poging vanuit Congolese studentenkringen in België kan hier niets aan veranderen.
De samenhang tussen de leden van het Front Commun was van korte duur. Deze Congolese ‘coalitie’ drukte wel haar stempel op het vastleggen van een onafhankelijkheidsdatum; een datum die volledig tegen de initiële Belgische plannen inging. Hadden de leden van het eerste uur hun ‘onderlinge samenhorigheid’ kunnen blijven hanteren, dan zat de kans er dik in dat de Congolese toekomst er heel anders had uitgezien. Onderlinge verdeeldheid, niet zelden gepaard gaande met puur opportunisme vormden echter het breekpunt en was de aanzet tot het mislukken van een degelijke Congolese staatsstructuur. Het zou nooit meer goed komen...