![]() Moord op Lumumba. Het persbureau Belga verspreidt volgende nota: De Belgische uitgave van het weekblad "Marianne" heeft zaterdag 11 mei 2013 de namen van tien Belgen kenbaar gemaakt, die betrekking hebben op de klacht n.a.v. de moord op hem op 17 januari 1961, neergelegd door de familie van de Congolese Eerste minister Patrice Lumumba. Het arrest van de Brusselse Kamer van beschuldiging van 12 december 2012 die de mogelijkheid hiertoe biedt, maakt hierbij in het bijzonder gewag van de naam van Etienne Davignon, toen verbonden aan het Kabinet van Buitenlandse Zaken. Onder de tien genoemde personen zijn er drie overleden. Volgens "Marianne Belgique" vindt men er ook de namen terug van Charles Huyghé, in die periode kabinetschef van de Katangese minister van Defensie, deze van magistraat Jacques Bartelous, van François Son, de adjunct van de kapitein die aan het hoofd stond van de Katangese gendarmen, van Claude Grandelet, carrière-officier, van Jacques Brassinne de la Buissière, diplomaat en politicoloog en René Grosjean, die deel uitmaakte van het "raadgeversteam" rond de Katangese leider Moïse Tshombe. Drie onder de ten laste gelegde personen zijn dus overleden. Het gaat om: onderluitenant Roger Leva, die instond voor de omkadering van Tshombe's politiemacht en in 2012 overleden net als Fernand Vervier, jurist en politicoloog verbonden aan het Kabinet voor Afrikaanse Zaken. Carrière-officier Armand Verdickt is in 2011 overleden. Tot daar Belga. Hierbij even vermelden dat de vervolging van deze tien Belgische prominenten het gevolg is van het ophefmakende boek "De moord op Lumumba" van socioloog, onafhankelijk onderzoeker en publicist Ludo De Witte (° 1956), verschenen in 1999. Het boek zou de neerslag zijn van een diepgaand onderzoek naar de opdrachtgevers van de moord op de eerste premier van Congo. Het is gebaseerd op unieke getuigenissen en documenten. De auteur deed daarvoor onderzoek in onder meer de archieven van de Verenigde Naties in New York en in deze van het Belgische ministerie van Binnenlandse Zaken. Het boek was tevens de aanleiding voor de oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie. Op 20 oktober 2000 verscheen in de Financieel Economische Tijd volgende bijdrage: Volgende week nemen de leden van de Lumumba-commissie de draad van hun werk weer op. Het valt te verwachten dat gedurende de volgende maanden in de politieke kolommen regelmatig plaats gemaakt wordt voor de werkzaamheden van de parlementsleden, van wie over zes maanden een eindrapport verwacht wordt. Dat deze zaak als belangrijk wordt ervaren door de Belgische bevolking is niet zeker; regelmatig horen we de opmerking dat het allemaal toch al wel erg lang geleden is en dat het in feite nergens toe dient. Het lijkt ons daarom zinvol om nu, voor de debatten beginnen, duidelijk te maken waarom deze zaak wel degelijk belangrijk is. Het verhaal van de moord op Lumumba duurt nu al veertig jaar. In het begin was de officiële versie er een van Congolese dorpelingen die ergens in de Katangese brousse het recht in eigen handen hadden genomen. Al vlug werd deze mythe doorprikt. Toen werd het een politieke afrekening tussen etnische vijanden. Maar gaandeweg verschoof het toneel meer naar het noorden. Eerst, in Kalbs 'Congo Cables', naar Washington, en later, in De Witte's 'Moord op Lumumba',naar Brussel. Het lijkt op een lange reis van de boemerang van het kolonialisme die, in dit geval, aan het terugkeren is in de richting van de Wetstraat. Het is belangrijk om het vertrekpunt te vergelijken met wat er nu op het spel staat. Oorspronkelijk voorgesteld als een vergelding onder Afrikanen, een voorbeeld van 'Afrikaans recht', een uitloper van 'stammentwisten', bleek het gaandeweg een rationele strategie te zijn, ontwikkeld in het noorden. Het kan daarom gelden als een case study van wat er eigenlijk achter de 'irrationele' Afrikaanse brutaliteiten schuil kan gaan. Is dit een open deur intrappen ? Afgaande op de analyses van huidige conflicten in Afrika en op de politieke conclusies die het noorden eruit trekt lijkt het ons van niet. Het moet duidelijk zijn dat de commissie niet als opdracht heeft om Lumumba te evalueren, evenmin is het de bedoeling om er een proces van het kolonialisme van te maken. Het gaat om een onderzoek over de moord op Lumumba en het mogelijke aandeel daarin van de Belgische autoriteiten, en dat is meer dan voldoende. Het sluit heel wat vooronderstellingen in, bijvoorbeeld : dat de Belgische staat klaar is om de eigen vaderlandse geschiedenis zeer kritisch te benaderen. Dat Afrikaanse politici au sérieux genomen worden. Dat Afrikaanse geschiedenis op eenzelfde, wetenschappelijk onderbouwde manier benaderd wordt als, zeg maar, Europese. Nee, dit zijn nog altijd geen evidenties. We verwijzen hierbij graag naar de schitterende documentairereeks van Radio 1 op zondagochtend, 'Bwana Kitoko'. De verschillende uitzendingen illustreerden perfect de kolonialistische ideologie, waarbij inbegrepen het 'humanistische' karakter. De nadruk op het 'anders' zijn van Afrika is daarin opvallend. Afrikanen hebben 'andere' gewoonten en 'andere' normen. Afrikanen denken 'anders' (wij cartesiaans, zij bantu). Afrikanen hebben 'andere' waarden en normen (een mensenleven is voor hen minder van tel als voor ons). Dit alles wordt gelardeerd met pseudo-wetenschappelijke verklaringen van antropologische inslag, door mensen die hun autoriteit ontlenen aan het feit dat ze 'ginder' gewoond en gewerkt hebben. Aan de zondagse koffietafel klonk het misschien als ebbenhouten melancholie van het kaliber van de koloniale'beeldekes' in chocoladerepen of knikkende spaarpotnegertjes, maar het is een discours dat niet tot het verleden behoort. Het bepaalt nog steeds onze kijk op Afrika en op Afrikanen. Analyses van hedendaagse conflicten zoeken maar al te dikwijls vluchtwegen in dogma's als 'Afrika is niet Europa', daarbij implicerend dat de normen en de gedragsregels (ook voor westerlingen) anders zijn. Zulke analyses worden handig voor eigen gebruik overgenomen door dictators om een gebrek aan democratie te rechtvaardigen. Mobutu was hierin een meester ('nous ne sommes pas des européens, nous sommes des bantous') en zette daarmee meer dan eens westerse politici schaakmat. Het is dan ook van groot belang dat het werk in de commissie deze retoriek opzij schuift. Er is geen diffuse 'psychologie van de bantu' nodig om de politieke en sociale realiteiten te ontleden ; een 'cartesiaanse' benadering zal volstaan. Evenmin is het nodig dat aan Lumumba een messiaanse dimensie wordt toegekend om het hele debat een grote symbolische waarde te geven. Indien het ernstig gevoerd wordt, betekent het dat er afstand genomen wordt van de courante beeldvorming over Afrika. Dit impliceert dat het idee van de 'vanzelfsprekende' morele superioriteit van het noorden verlaten wordt en is, de facto, een erkenning van de determinerende rol van het noorden in het postkoloniale Afrika, en in de chaos die in bepaalde gebieden heerst. Het komt erop neer dat ook het noorden niet vereffende schulden heeft aan het zuiden. Het zou een basis kunnen worden voor een gesprek tussen partijen die altijd moeilijk met elkaar konden praten. Veertig jaar na datum kan het noorden dan constructief meewerken aan een werkelijke dekolonisatie. Eén rapport van een parlementaire commissie in februari zal de nieuwe lente niet maken, maar de Rwanda-commissie maakte een begin dat nu wordt voortgezet. Het zijn evenveel eerlijke en ernstige signalen aan het zuiden én aan het noorden. Westerse politici zullen weten wat het betekent als ze tijdens een Afrikaans staatsbezoek in een limousine door Avenue Lumumba of Lumumba Street gereden worden. (Financieel Economische Tijd, 20 oktober 2000) In verband met de klachtneerlegging van de familie Lumumba wil ik hier toch even aanstippen dat de tien genoemde personaliteiten door hen werden beschuldigd, wat nog niet betekent dat ze schuldig zijn. |
AuthorEddy Hoedt Categories |